Vrije Tribune

‘Afslanking provinciebesturen: Vlaanderen stelt zich op als onbetrouwbare partner’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘Wat de provinciebesturen in stilte presteren, dringt niet door tot het publieke bewustzijn’, schrijft William Blondeel, de gewezen directeur Welzijn bij het provinciebestuur Oost-Vlaanderen. Hij stelt zich vragen over de geplande afslanking van de provincies. ‘De kans dat je met fusies van gemeenten dezelfde resultaten kan bereiken, is onbestaande.’

Van bij de eerste berichten over de beslissing van de Vlaamse Regering van 17 juli over de verdere afslanking van de provinciebesturen, reageerde de vox populi zoals ze dat deed na de jongste Vlaamse regeerverklaring in juli 2014. ‘Die profiteurs, luierikken, postjespakkers, ze moeten er zo snel mogelijk uit.’ Zoals toen komt er in de publieke sfeer weinig kennis naar boven om die roep te onderbouwen of te ondergraven.

De zwakte van de prooi: de persoonsgebonden flank

Die afkeer is ongetwijfeld voor een deel afkeer voor de overheid op zich, maar wordt bijkomend gevoed door een groot tekort aan feitenkennis. Wat dat bestuur in veelal grote stilte presteert met de lokale besturen en het levendig Vlaams middenveld van instellingen en organisaties, dringt niet door tot het publieke bewustzijn. Precies die luwte geldt vooral voor de ‘persoonsgebonden materies’ van Cultuur, Welzijn en Sport. Meteen ligt het hoge woord op tafel: ‘persoonsgebonden’. Het verwijst naar de complexe juridische constructies die tot stand zijn gekomen in het kader van de verschuiving van bevoegdheden van de Belgische staat naar Gewesten en Gemeenschappen, met als hoogmis de ‘bijzondere wet tot hervorming der instellingen’ van 9 augustus1980.

‘Afslanking provinciebesturen: Vlaanderen stelt zich op als onbetrouwbare partner’

Dat dit begrip verder door Vlaanderen gehanteerd wordt, is te verklaren. Het maakt essentieel deel uit van de zelfidentificatie van het autonomere Vlaanderen tegenover de federale overheid. Het wordt echter een onnodig en onbruikbaar begrip binnen de Vlaamse ruimte zelf. Daar spitsen beleidsvoerders hun dagelijkse praktijk juist toe op de samenhang van ‘persoons- en grondgebonden’ binnen integrale en inclusieve aanpakken.

Gemiste kansen in de ordening van het Vlaams bestuurlijk landschap

In april 2003 is het ‘kerntakendebat’ 2001-2003 afgesloten met een “bestuursakkoord tussen het Vlaams, het provinciaal en het lokaal bestuursniveau omtrent effectief en burgergericht overheidsbestuur”. Het is in de praktijk geen actieve leidraad geworden. Medio 2009 bepaalt de Vlaamse regeerverklaring unilateraal dat de provinciebesturen moeten uitstappen uit de persoonsgebonden materies, maar ze laat ruimte voor een aantal opdrachten waarvoor de provincies toch het best geplaatst zijn.

Grondig onderzoek en overleg leiden in 2012-2013 tot afspraken die worden vastgelegd in decreten en een bestuursovereenkomst, geldig vanaf 1 januari 2014. Nauwelijks zes maanden later worden die meteen geschrapt door de onderhandelaars voor de nieuwe Vlaamse regeerverklaring. Alle voorbereiding en besluitvorming sinds 2001 verzeilt in de prullenmand. Wat dat allemaal gekost heeft, geen haan die ernaar kraait. Terwijl het woord ‘vertrouwen’ in grote letters wordt ingeschreven in het nieuw regeerakkoord, stelt Vlaanderen zich op als onbetrouwbare partner.

‘Vlaanderen én bestuurswetenschappers missen het u003cemu003emomentumu003c/emu003eom klaarheid te scheppen in zeker drie uitdagingen van de dagelijkse praktijk.’

Haar keuze om precies die beleidsdomeinen te viseren, blijft ongemotiveerd. Er is ook geen feitenonderzoek of simulatie bekend over (in)efficiëntie en (in)effectiviteit. Waarom hou je provinciaal dan wel een democratisch gelegitimeerd bestuur voor grondgebonden en niet voor persoonsgebonden materies ? Waarin ligt nu “de kracht van verandering” ? In een nieuwe logica sinds 2009 van meer Vlaamse greep op het emancipatief werk en de organisatie van het welzijnslandschap? Met het maatschappelijk effect van overmijdelijke afbouw meer als doelstelling dan gevolg? Of, binnen een oudere logica sinds eind de jaren ’70 van de vorige eeuw, in een reële herinrichting van de bovenlokale ruimte?

Hardnekkige mist

De Vlaamse overheid situeert de provinciale afslanking binnen haar intentie om de omvang van overheidsapparaat en -interventie te reduceren en om een hogere efficiëntie en effectiviteit te bereiken door de bovenlokale ‘verrommeling’ te verminderen.

Reduceren doet ze alvast door de vermindering van het aantal provincieraadsleden en gedeputeerden vanaf 2019. Of de afslanking van bevoegdheden daarbinnen past, daarover hangt nog een hardnekkige mist.

Voor de ‘efficiëntere’ en ‘effectievere’ organisatie opteert zij steevast voor fusies van gemeenten en vast afgelijnde intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.

Vlaanderen én bestuurswetenschappers missen het momentum om klaarheid te scheppen in zeker drie uitdagingen van de dagelijkse praktijk. Vooreerst is er de al vermelde nood aan samenhangende impact van beleid over de grenzen van persoons- en grondgebonden materies heen. Veel instellingen en organisaties die daarin actief zijn, functioneren op het territoriaal niveau van de provincies. Ook Vlaanderen en de federale overheid hanteren dat niveau daarvoor. Operationele afstemming, projectmatige innovatie, het opvullen van hiaten, het zijn allemaal functies die op dat niveau al opgenomen worden.

De tweede uitdaging is hoe gevoelige bovenlokale keuzes kunnen gemaakt worden, zoals voor de inplanting van culturele, sport- en welzijnsvoorzieningen.

‘De kans dat je met fusies van gemeenten en vast afgelijnde intergemeentelijke verbanden dezelfde resultaten kan bereiken, is onbestaande.’

De derde uitdaging is de aanpak van specifieke regionale noden. Daarvoor bieden projectmatige ingrepen via wisselende platformen van actoren in telkens specifieke regio-omschrijvingen de oplossing. Vlaanderen lokt bovendien nu zelf een vierde uitdaging uit door de ‘ontprovincialisering’ van de steden Antwerpen en Gent. Ze maakt van hen eerder geïsoleerde atollen dan olievlekken voor deling van expertise en slagkracht.

Voor de vier vermelde uitdagingen kunnen de provinciebesturen, mits een versterkt wettelijk kader, het gepaste platform bieden. Ze kunnen hun recent decretaal vastgelegde functies perfect meenemen in een ruimere integrale en inclusieve setting. De kans dat je met fusies van gemeenten en vast afgelijnde intergemeentelijke verbanden dezelfde resultaten kan bereiken, is onbestaande.

Het alternatief: een sterke interbestuurlijke dialoog voor afgestemde vernieuwing

Dit is geen blinde ophemeling van de huidige provinciebesturen. Maar ze bestáán, functioneren binnen een grondgebied dekkend territoriaal kader en hebben een werkbare organisatie-omvang. Bovendien is hun drang om zichzelf heruit te vinden continu herkenbaar aanwezig sinds voor hen de doodsklok luidde in de Egmont-Stuyvenbergonderhandelingen eind de jaren ’70 van de vorige eeuw. Naast de externe druk van de hervorming van de Belgische instellingen is ingevolge de modernisering van de provinciewet in 1984 daarvoor ook een duidelijk intern draagvlak ontstaan bij een nieuwe generatie politici, ambtenaren en gouverneurs.

Als we de bovenlokale ruimte bestuurlijk echt beter willen invullen, moet de Vlaamse overheid haar blinde logica tegen de provinciebesturen laten vallen en met hen en de lokale besturen een echte interbestuurlijke dialoog aangaan. Ze moet daarvoor bereid zijn haar eigen regeerverklaring te herzien. Dat is geen oneer en die verklaringen zijn al lang niet meer onaantastbaar.

William Blondeel, gewezen directeur Welzijn bij het provinciebestuur Oost-Vlaanderen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content