Patrick Martens

Belastingparadijs België

Cijfers over buitenlandse investeringen in ons land tonen aan hoe grote, internationale ondernemingen fiscaal gepamperd worden.

Soms gooit het kleine België toch nog eens hoge ogen in internationale vergelijkingen. In haar jaarlijkse World Investment Report (WIR) plaatst de Unctad, de organisatie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling, ons land op de vierde rang voor het aantrekken van buitenlandse investeringen in 2010. België (62 miljard dollar) moet alleen de Verenigde Staten (228 miljard dollar), China (106 miljard dollar) en Hongkong (69 miljard dollar) laten voorgaan. In het vorige WIR stond ons land nog op de zeventiende plaats.

Zegt de spectaculaire sprong voorwaarts iets over een piekende aantrekkelijkheid van België voor buitenlandse investeerders? Leidt hij tot een al even forse injectie in onze economie, met een massa nieuwe arbeidsplaatsen tot gevolg? Lang nadenken is echt niet nodig om tweemaal negatief op die vragen te antwoorden. Niet alleen schommelen de WIR-gegevens over ons land daarvoor veel te veel (van 142 miljard dollar in 2008, over nog amper 23 miljard dollar in 2009, tot nu dus weer 62 miljard dollar in 2010). Ze hebben ook in grote mate betrekking op de overname van lokale bedrijven door buitenlandse ondernemingen en niet op nieuwe vestigingen of een activiteitenuitbreiding van een multinational in België.

De kapitaalsstromen naar en via ons land geven wel een indicatie van het glijmiddeleffect van minstens twee belangrijke fiscale gunstmaatregelen. Dat zijn op de eerste plaats de coördinatiecentra, die fungeren als financieringsvehikel voor internationale bedrijven (aan dat regime is overigens pas op 31 december 2010 op aandringen van Europa een einde gemaakt). En op de tweede plaats is er de notionele-interestaftrek. Daardoor kunnen vennootschappen niet alleen de interest voor vreemd kapitaal van hun belastbare winst aftrekken, maar mogen ze ook op de inbreng van eigen middelen bij hun aangifte een interestvoet toepassen.

Over die laatste maatregel, die in 2005 door Paars II werd beslist en voor het eerst werd toegepast op de bedrijfsresultaten van 2006, is al veel inkt gevloeid. Zowel de omvang van de notionele-interestaftrek (meer dan 16 miljard euro voor het aanslagjaar 2010) als de bruto fiscale kosten (ruim 5 miljard euro voor datzelfde aanslagjaar) zijn sindsdien tien keer groter geworden dan oorspronkelijk geraamd.

Door een combinatie met andere aftrekposten, zoals de vrijstelling van verkregen dividenden en van meerwaarden, is de effectieve vennootschapsbelasting gedaald tot minder dan 12 procent (tegenover een nominaal tarief van 33,99 procent). Internationale ondernemingen weten daar zelfs gemakkelijk een nultarief van te maken. Voor hen is België een heus belastingparadijs. Zoals Kamerlid Dirk Van der Maelen (SP.A) in Knack aantoont, zorgt een intussen opgebouwd ‘overschot’ van 12 miljard euro aan notionele-interestaftrek dat dit nog wel enige tijd zo zal blijven.

Hoeraberichten over buitenlandse investeringen vertellen dus weinig over de meerwaarde voor de Belgische economie, maar des meer over de grote gaten die ermee in de belastingopbrengsten worden geslagen.

Patrick Martens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content