Johan Van Overtveldt (N-VA)
Bedriegelijke euroluwte
De scherpte is weg uit de eurocrisis, zo klinkt het in toenemende mate uit beleidsmonden. De naakte realiteit is evenwel iets subtieler.
Het valt niet te ontkennen. Sedert enkele maanden is over de eurozone een rust neergedaald die vorig jaar tijdens de zomer weinigen voor mogelijk hielden. De rentevoeten op de obligaties van de probleemlanden kwamen stevig naar beneden, net als de spreads met Duitsland. Investeerders, ook van buiten de eurozone, keren terug naar de markten.
Het noodfonds ESM werd succesvol in de steigers gezet. De kapitaalvlucht uit landen als Griekenland en Spanje vertraagde aanzienlijk. Ierland lijkt haar kredietwaardigheid in belangrijke mate hersteld te hebben. Het optreden van Mario Draghi, de voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB), en de groeiende overtuiging dat politici écht beseffen dat er stevig moet ingegrepen worden, werkten hand in hand om tot een stuk beheersing van de crisis binnen de eurozone te komen.
Ondanks het bovengaande is men bij de Europese Commissie en zeker bij de ECB bezorgd. De vrees bestaat er in essentie in dat nu enige luwte over het eurolandschap is neergedaald, de politici zich daar meteen behaaglijk gaan in wentelen. De sense of urgency nodig om de eurotrein op het goede spoor te houden, dreigt in die euroluwte te verdampen.
De beslissingen die immers nog moeten genomen worden, liggen al te vaak niet goed bij de burgers in de nationale staten. Euroleiders die hun taak ernstig nemen, zo tonen de voorbije drie jaar aan, worden veelal electoraal stevig afgestraft. Zeker in economisch moeilijke tijden als de huidige (recessie, toenemende werkloosheid, bijkomende druk op de begrotingen, …) is de politieke verleiding zeer groot om de euro-agenda af te zwakken zodra daar enige ruimte toe ontstaat.
De euro-agenda die op relatief korte termijn dient te worden afgewerkt (of toch minstens ernstig behandeld) blijft lang en moeilijk. Een niet-exhaustief overzicht:
Inzake de bankenunie is er één van de drie noodzakelijke componenten min of meer geregeld, nl. de supervisie op de bank. Ook hier blijven echter belangrijke duistere plekken, zoals bijvoorbeeld inzake de relatie tussen de ECB en de nationale regulatoren en inzake mogelijke conflicten binnen de ECB zelf tussen de diverse beleidsobjectieven. Wat de twee andere componenten betreft, nl. de depositoverzekering doorheen de eurozone en het resolutiemechanisme (het mechanisme voor de aanpak en opvang van probleembanken), dient het ernstige werk nog te beginnen. Duitsland wil trouwens onder geen beding weten van die pan-euro-depositoverzekering.
Ook inzake de budgettaire afspraken moeten er nog verdere afspraken gemaakt worden. De Duitse minister van Financiën Schäuble heeft al bij herhaling gezegd dat de huidige afspraken vooral inzake toezicht en interventie vanuit Europees perspectief lang niet ver genoeg gaan. Een monetaire unie tussen onafhankelijke landen heeft ook behoefte aan vastgelegde en automatisch werkende mechanismen inzake herverdeling eens één of meerdere lidstaten economisch in de problemen komen. Op dit vlak staan we in de eurozone nog nergens.
Griekenland, Portugal en Spanje blijven problematisch. De Griekse minister van Financiën Yannis Stournaras stelt nu al een nieuwe Griekse schuldherschikking in het vooruitzicht. De verbeterde begrotingssituatie van Griekenland berust in belangrijke mate op wel zeer optimistische prognoses inzake de overheidsontvangsten. Portugal, net zoals Ierland, heeft al laten horen Griekse financieringsvoorwaarden te willen. De situatie van de Spaanse banken blijft hachelijk, iets wat trouwens in min of meerdere mate geldt voor de meeste banken uit de zuidelijke periferie van de eurozone. De leningen op wat langere termijn verstrekt door de ECB aan de banken (LTRO’s) kunnen behoorlijk terugbetaald worden door noordelijke banken (die overigens relatief weinig LTRO’s opnamen), nauwelijks door die uit de zuidelijke periferie.
De scherpe recessie in de zuidelijke eurozone richt inzake tewerkstelling en begrotingstoestand een ravage aan. In Griekenland is de politieke en sociale stabiliteit fundamenteel verstoord. In Portugal ziet de centrale bank voor dit jaar een verdere verscherping van de recessie. Nieuw economisch elan via verhoogde export blijft zeker voor Portugal en Griekenland nauwelijks mogelijk. De internationale concurrentiepositie van deze landen blijft daarvoor te gehavend. Wat in verband met die competitiviteit te vaak uit het oog verloren wordt, is dat voor Griekenland en Portugal vooral het concurrentievermogen ten aanzien van Turkije erg belangrijk is (denk aan de massale verschuiving van toerisme richting Turkije). De Griekse en Portugese handicap tegenover Turkije bedraagt minstens 30%.
Rond het probleem Frankrijk heerst haast een omerta, in Frankrijk zelf maar ook in Europese kringen. De Franse staatschuld zit nu rond de 90% van het BBP en het begrotingstekort lijkt niet echt onder controle. In Duitsland en bij de Europese Commissie en de ECB gruwelt men van het economische beleid van de regering Hollande. De bedrijfsinvesteringen draaien op een bijzonder laag pitje. De industriële sector vertegenwoordigt nauwelijks nog 9% van het BBP (tegenover 20% in Duitsland). De werkloosheid stijgt gestaag en rond de toestand van de Franse banken heerst ook meer dan doordeweekse bezorgdheid (o.m. bij de ECB).
Een onderschat probleem binnen de eurozone is Cyprus. Dit eiland wordt eigenlijk geregeerd door de maffia en is een belangrijke draaischijf van de internationale witswaswinkel, vooral van crimineel Russisch geld. Corruptie is alomtegenwoordig. Met name Rusland staat met vette cheques te zwaaien om het eiland de facto in haar macht te krijgen. Sinds de oorlog In Syrië hebben de Russen een groot probleem inzake toegang tot de Middellandse Zee. Cyprus zou een strategisch godsgeschenk zijn voor hen. De leidende politieke klasse in Cyprus speelt de Russische troefkaart zonder blikken of blozen uit in de onderhandelingen met Europa. De druk vanuit Washington om Cyprus (en Griekenland) te behoeden voor al te grote Russische infiltratie is groot. Cyprus heeft hoe dan ook dringend geld nodig om haar banksysteem, zwaar geteisterd door o.m. de Griekse crisis, overeind te houden. De fall out van de Cypriotische bankencrisis naar andere Europese banken zou volgens een aantal analisten groter zijn dan nu algemeen wordt verwacht.
Deze en andere problemen binnen de eurozone kunnen niet zomaar voor, pakweg, zes maanden op de rustplank. Gegeven de verkiezingen in Italië (februari), Oostenrijk (september) en Duitsland (ook september) zou de politieke wereld binnen de eurozone nochtans heel graag voor de komende maanden net die standstill willen hebben. Zoals altijd gaan ook deze verkiezingen gepaard met onzekerheid. In Italië gaat Silvio Berlusconi (begrijpe wie kan) er gestaag op vooruit in de peilingen terwijl de lijst rond huidig premier Mario Monti terrein verliest. Monti is trouwens veel populairder buiten Italië dan binnen het land zelf. Er lijkt alvast geen coalitie met twee partijen te zullen mogelijk zijn. In Oostenrijk doen de partijen die kritisch tot negatief staan tegenover de euro het merkwardig goed in de peilingen.
In Duitsland blijft de populariteit van kanselier Angela Merkel torenhoog. Zoals de zaken er nu voorstaan, zal haar CDU/CSU het goed tot uitstekend doen in september. Haar huidige regeringspartner, de liberale FDP, zit vandaag evenwel ver onder de kiesdrempel zodat een nieuwe coalitie allicht onvermijdelijk wordt. Het snel omslaande economische klimaat kan electoraal echter nog voor belangrijke verschuivingen zorgen.
Er werd inzake de houding van Duitsland de voorbije dagen op nogal wat plaatsen verrast opgekeken naar aanleiding van de Duitse opvraging van haar volledige goudvoorraad in Frankrijk en een gedeelte ervan in de VS. De totale transfer slaat op 36 miljard dollar aan goud. Haar goudklompjes die vandaag nog in Londen vertoeven laat Duitsland onaangeroerd. Historisch gezien hechten landen groot belang aan de fysieke controle over hun goudvoorraad als ze vrezen voor moeilijkheden.
Het is dus geen wilde conclusie dat we inzake de eurocrisis nog verre van thuis zijn. De huidige luwte op het eurofront is ronduit misleidend. De politieke elite moet, verkiezingen of niet, heel snel terug in actie komen of, zoals een kabinetsmedewerker van Europees commissaris Olli Rehn het uitdrukte, “we zitten snel weer tot over onze oren in nesten”.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier