Hubert van Humbeeck

Assad schudt de kaarten

De internationale gemeenschap kan weinig meer doen voor Syrië dan dreigen met economische en politieke druk.

Alsof er verder niets aan de hand was, hield Syrië vorige zondag een referendum over een nieuwe grondwet. Die voorziet in politieke hervormingen, maar als ze al ernstig zouden zijn bedoeld komen ze in ieder geval veel te laat. De internationale gemeenschap kijkt handenwringend naar de beelden van geweld die via het internet worden verspreid, terwijl president Bashar al-Assad doet alsof niets hem kan raken.

Vrijdag waren in Tunis vertegenwoordigers bijeen van de zogenaamde Vrienden van Syrië. Meer dan 70 landen en organisaties probeerden een antwoord te vinden op de vraag wat er moet gebeuren. Ze zijn het erover eens dat Assad weg moet, maar niet over de manier waarop dat kan. De vergadering zelf was al een zwaktebod: het was een poging om de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties te omzeilen, waar Rusland en China hun veto gebruiken om elke resolutie te blokkeren die Syrië niet zint.

In Syrië zelf lijkt de verdeeldheid een jaar na het begin van de opstand zo groot als op de eerste dag. Het verzet is er niet in geslaagd om een platform te bouwen, waarop de internationale gemeenschap kan werken. Er is geen plan en er is geen leiding. Het kluwen van tribale en religieuze spanningen en belangen is groot en is met veel draden verbonden met spanningen en belangen in Irak, Iran en Libanon. De recente geschiedenis van het Midden-Oosten maakt dat alles met elkaar te maken heeft. Dat is een verschil met Libië, waar de dictator uiteindelijk alleen stond.

Zo kan de internationale gemeenschap op dit moment moeilijk meer doen dan dreigen met meer diplomatieke en economische druk. Voormalig VN-secretaris-generaal Kofi Annan werd gevraagd om als een bijzonder gezant over een wapenstilstand te bemiddelen, maar verder overheerst twijfel. Arabische landen zoals Saudi-Arabië en Qatar willen militair aan de slag. De Verenigde Staten en Europa staan daar huiverig tegenover. Ze denken aan Libië, waar de milities die ze hebben bewapend nu nog nauwelijks meer zijn dan gevaarlijke bendes. Ze zijn bang van de geruchten dat soennitische strijders uit Irak en leden van Al-Qaeda meevechten aan de kant van de opstand.

Westerse diplomaten zeggen dat ze naar een film kijken, waarvan ze de afloop kennen. Ze zijn bang dat een militaire interventie een coalitie aan de macht brengt, die vervolgens toch weer uit een meerderheid van Moslimbroeders blijkt te bestaan. Zeker Washington is geschokt door het proces dat vorige zondag in Caïro begon, waarbij ook Amerikaanse medewerkers van niet-gouvernementele organisaties worden vervolgd omdat ze Egypte zouden hebben willen destabiliseren.

Dat helpt allemaal niet om snel tot een beslissing te komen, terwijl Assad ondertussen cynisch de kaarten schudt. Conservatieve denktanks zouden het liever anders zien, maar de VS hebben op dit moment geen zin in een nieuw Irak of Afghanistan. Dan rest er geen andere mogelijkheid dan de diplomatie haar werk te laten doen, en daar is tijd en geduld voor nodig. Daarmee neemt de kans toe dat de oorlog in Syrië lang en bloedig wordt. Wie daaruit als winnaar naar voren komt, willen we nu misschien nog niet weten. De vraag is alleen of een militaire interventie daaraan veel zou veranderen.

Hubert van Humbeeck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content