ACW voor gevorderden

Jos Geysels, minister van Staat, leidde op 29 april het boek ‘Macht of Kracht – Waarom een sociale bewegin nodig is?’ van Jan Renders in. De tekst van zijn betoog leest u hier.

Een week geleden, terwijl ik dit boek aan het lezen was, zat ik op de trein met een klagende CD&V-parlementariër .

Dat is niet uitzonderlijk. Parlementariërs klagen nogal eens. Soms is dat terecht, soms begrijpelijk. Maar de klaagzang van deze ex-collega ging over de grote macht van het ACW binnen de christendemocratie, zeker bij de lijstvorming.

ACW en macht. Een begrippenpaar dat een mythische klank heeft, vooral voor degenen die niet tot de KAB behoren . En dan denk ik niet alleen aan mensen als Jean-Marie Dedecker of Bart De Wever.

“Het ACW is een belangrijke speler”, schrijft Jan in zijn epiloog, ” daar is niet alleen Jan maar Alleman van overtuigd. Maar voor vele buitenstaanders is de Beweging ( niet ‘een’ maar de beweging – en Beweging met een Hoofdletter) – JG) iets mysterieus”.

Juist. Ik ken journalisten én politici van het progressieve type (die graag met ACW willen samenwerken) die het verschil niet kennen tussen het ACV en het ACW. Tussen de koepel en de vakbond. Mysteries en mythen, ze gaan hand in hand.

Dat brengt me op één van de hoofdlijnen van dit boek. Het legt uit aan de buitenwacht wat het ACW is, hoe de structuur werkt en wat haar fundamentele doelstellingen zijn. Een “ACW voor beginners”, zodat iedereen weet dat Okra geen woordspeling is op een walvissoort is maar een beweging voor 55-plussers.

Maar dit boek beschrijft niet alleen de macht van de organisatie maar de kracht van een beweging die steunt op de inzet van tienduizenden vrijwilligers en militanten. Zonder deze inhoudelijke kracht is er geen macht. Dat is de stelling van de auteur. Het gaat bij hem niet alleen om de idee van de macht maar om de macht van de idee.

Natuurlijk brengt de confrontatie tussen deze twee “herhaaldelijk spanningen met zich mee”. Daar heb ik in het verleden zelf meegemaakt, zeker in de jaren zeventig en tachtig toen veel ACW-ers zich openlijk vragen stelden over de exclusieve binding tussen het ACW en de toenmalige CVP. “En uiteraard leidt dit”, schrijft Jan Renders , “tot frustraties”. Ook daar weet ik iets van, en ik denk dan aan het moment dat wij met honderdduizenden betoogden tegen de kernraketten en de regering besliste ze toch te laten overvliegen.

Dames en heren,

Dit boek is ook een “ACW voor gevorderden”, voor mensen binnen en buiten de beweging die in tijden van slordige gedachten en vluchtige meningen vergeten dat “de arbeidersbeweging er samen met andere bewegingen voor gezorgd heeft dat de samenleving voor de meesten van ons rechtvaardiger, democratischer en meer leefbaar is geworden”. Mensen die niet meer beseffen dat de ‘fundamentele doelstellingen’, ook al zijn ze geschreven in de jaren zeventig, nog altijd actueel zijn. Daar laat de auteur geen enkel misverstand over bestaan.

De auteur is een pragmaticus, hij weet veel van tactiek en strategie (en het verschil tussen beiden) maar benadrukt dat men zonder een aantal basiswaarden nergens komt. Voor wie niet weet welke koers hij vaart is geen enkele wind gunstig. Je moet strategisch wendbaar zijn en tactisch flexibel blijven maar in bepaalde zaken mag je niet soepel zijn. Zonder een ideaal krijgt het pragmatisme een kleffe smaak. Zonder visie blijft er alleen televisie over.

“De grote verhalen, de ideologieën, ook de geloofsovertuiging hebben afgedaan”, zeggen sommigen. Ik protesteer tegen deze visie. Vergeten we niet dat er wel een ‘nieuw groot verhaal’ in de plaats treedt: dat van de commercie. Het is de markt, het is de mode in consumptie, het zijn de gecommercialiseerde media die vandaag zeggen wat wij moeten denken en doen. Is dat zo bevrijdend?”, vraagt de auteur zich af.

Een progressief blijf best in zijn eigen trefwoorden geloven en laat ze niet ondersneeuwen door het marktfundamentalisme of beursgewauwel. Tooi je met je eigen veren, pronk niet met de pluimen van de anderen. Solidariteit is geen versleten waarde maar een inhoudelijk leidraad om je te blijven positioneren in actuele debatten.

“De strijd om de macht is de strijd om de definities”, schrijft de Nederlandse auteur A.F.Th. van der Heijden. Als je wil dat het woord vlees wordt en onder ons blijft wonen moet je ervoor zorgen dat anderen het niet afkluiven. “Sinds de introductie van het begrip ‘duurzame groei’ door de Noorse politica Gro Harlem Brundlandt is het begrip ontelbare keren gebruikt en misbruikt Sommige economen (en hoe langer hoe meer politici-JG) gebruiken het zelfs als synoniem van aangehouden economische groei”.

Jan Renders beseft dat hij met de tijd moet meegaan, maar het is niet omdat je een kind van de tijd bent dat je er een leerling van moet van worden. Wie alleen maar met de tijdsgeest meegaat, wordt vlug weduwnaar. Wie maatschappelijk een trend wil zetten moet niet alle trends achterna hollen. Dat heeft Jan Renders , zo blijkt uit dit boek, ook niet gedaan. Hij behoort niet tot de groep van mensen die elke vijf jaar hun gedachtegoed op het schap zetten of zich kritiekloos lieten charmeren door het economisch liberalisme of het flitsende ‘derde weg’ -denken en nu tot inkeer zijn gekomen.

Uiteraard is de beweging geëvolueerd. De kabel van de televisie en andere apparaten heeft de ontmoetingsfunctie van parochiezalen, volks- en gildehuizen overgenomen. Sociaal-culturele organisaties en verenigingen hebben het niet gemakkelijk. Volksverheffing wordt getransformeerd in kijkgedrag, ‘bildung’ vervangen door een raadpleging van een zoekmachine.

Mensen zijn meer geïnteresseerd in lichte of tijdelijke verenigingen en de autonomie van het individu heeft het gehaald op de sociale controle van zware gemeenschappen.

Ook de manier van werken van de beweging is veranderd. Door de ontzuiling zijn de traditionele sociale bewegingen veel minder “gated communities” en des te meer open organisatievormen – ook al blijven er bevoorrechte partners bestaan.

“Maar”, zei Jan Renders me meermaals tijdens de paars-groene regeerperiode, ” verwar het debat over de ontzuiling niet met de manoeuvres ter ontmanteling van dat middenveld”. Verwar het primaat van de politiek niet met het primaat van de partijpolitiek. Zoals je ook nooit mag toelaten dat het marktdenken de democratie degradeert tot een kolonie van de economie.

Zonder sterke sociale bewegingen, zonder een sterk middenveld kan de democratie nooit in de hoogste klasse blijven spelen, zonder beweging in de straat geen beweging in de Wetstraat. In een actuele context: zonder MIA geen VIA, zonder een Middenveld in Actie geen Vlaanderen in Actie.

Beweging en politiek hebben ieder een eigen wetmatigheid. Het ACW is geen politieke partij. Ook dat beseften veel progressieven niet wanneer ze voor de zoveelste keer de grote frontvorming van stal haalden en ondertussen vergaten dat je ook rond concrete eisen en standpunten efficiënt kunt samenwerken.

“Penanty is penanty “, zegt men in voetbaltermen. Dat geldt ook op een ander speelveld: “De politiek is de politiek. De beweging is de beweging.”, schrijft Jan, ” Meermaals gebeurt het dat de standpunten grondig verschillen. Maar dan blijven we bij de stelling dat ieders autonomie moet gerespecteerd worden”. Inderdaad, afstand houden is niet alleen in het verkeer een veilige maatregel.

De beweging, daar gaat het dus over in dit boek over. De beweging als een “bezielend verband”, zoals historicus James Kennedy ze omschrijft. Want ideeën blijven maar overeind als ze ” over een voldoende draagvlak en mobilisatiekracht beschikken”. Wie zich een arbeidersbeweging noemt moet aansluiting vinden bij de beweging van de arbeiders, zich open stellen voor nieuwe uitdagingen als migratie, het klimaat en de globalisering. Een open organisatie met open gedachten. Met bondgenoten buiten de beweging .

Het middenveld zit in een andere maatschappelijke en politieke context. En daarom “zal het politiek activisme “, aldus Luc Huyse, “zich buiten de traditionele werkplaatsen van de politiek moeten bewegen” en – dat wil ik er aan toevoegen – zonder zich te laten instrumentaliseren door overheden en regeringen.

Ook deze uitdagingen komen in dit boek aan bod. Misschien kunnen ze ook als inspiratie dienen voor zijn opvolger.

Dames en heren,

Van iemand die er mee stopt wordt nogal eens verwacht dat hij gedegen memoires schrijft, pikante anekdotes openbaar maakt opdiept of smeuïge details onthult over bijv. de meningsverschillen met de CD&V. Deze lezers zullen teleurgesteld zijn. Of gerustgesteld.

In dit boek staan geen grote geheimen. Misschien vinden sommigen dat er te weinig nieuwswaarde in zit. Ze vergissen zich. Wie het boek goed leest zal merken dat er genoeg duidelijke standpunten in zitten om een hedendaags project mee te stofferen.

Ik geef u een aantal citaten.

– “Als de staatshervorming dient om de essentiële solidariteitsmechanismen van de sociale zekerheid in vraag te stellen, dan is het uitdrukkelijk neen”;

– “Met het geld dat werd uitgegeven voor een éénmalige jobkorting had men gedurende vier jaar een huursubsidie kunnen voorzien voor bijna 100 000 huishoudens”;

– “Sinds jaren ijveren we voor een vermogensbelasting. Een jaarlijkse heffing van 1% op het gedeelte vermogens boven 1 miljoen zou jaarlijks zowat 5 miljard euro opbrengen”

– “Wat de pensioenen betreft moet op de eerste plaats de wettelijke pijler versterkt worden. Hoe democratisch de aanvullende tweede pijler ook kan worden georganiseerd, er zal steeds een grote groep mensen zijn die enkel kunnen genieten van een wettelijk pensioen” ;

– “Ook in de gezondheidszorgen moet er het kiwi-model komen en wat de sociale woningen betreft moeten de 43.000 extra huurwoningen gerealiseerd worden in 2O14, niet in 2O2O”;

– “liever een dertiende maand kinderbijslag dan een Vlaamse variant”;

– “geen algemeen hoofddoekenverbod” en voor alle twijfelaars of tactisch calculerende politici: “met een politieke partij die racistische houdingen propageert kan geen coalitie aangegaan worden”.

Einde van de citaten. Ze zouden zo in een concreet actieprogramma kunnen gegoten worden. In elk geval, Ik hoop ze nog terug te vinden in politieke programma’s.

Dames en heren,

Voorzitter zijn van een koepel is geen simpele bezigheid. Een koepel is een warme en beschermende plaats waar het goed is te vertoeven. Maar een koepel schermt af, isoleert je. Gelukkig heb ik dat bij Jan nooit ervaren. Integendeel. Hij kroop zelden onder zijn stolp.

Een koepel is een ook een drukke plek met veel verkeer en de nodige opstoppingen. Een koepel besturen betekent ingewikkelde vergelijking – met veel variabelen – kunnen oplossen. Dat veronderstelt een wiskundige behendigheid, een flinke portie grammaticale kennis en een uitgebreide woordenschat. Een ACW-voorzitter is een creatief gebruiker van eufemismen. Woorden wikken, gedachten fluisteren. En weten dat als je dan toch lawaai maakt of een torpedo afschiet het raak moet zijn. Zoals toen in de periode van het kartel CD&V/ NVA sprake was van onderhandelingen tussen de N-VA en Jean-Marie Dedecker. Dan vormden macht en kracht een krachtig koppel.

“Onze opdracht is het om tegen de stroom in te gaan. Tegen de stroom van commercialisering en liberalisering, egoïsme en eigen volk eerst, tegen het neoliberale gedachtegoed. Het ACW moet meer dan ooit een tegenmacht zijn voor geld en markt.”

Dat zei Jan Renders op I juni 2002 , toen hij de opvolger werd van Theo Rombauts.

Diezelfde opvattingen, diezelfde toon zitten ook in dit boek van 2010.

Macht en kracht is dus geen boek van een gepensioneerde oud-strijder of van een uitgebluste sociaal beweger. Het zijn wel de gedachten van iemand die beseft dat wie een bezielend project propageert, zelf bevlogen moet zijn en verontwaardigd moet blijven over onrecht, uitsluiting en armoede .

In die bescheidenheid toont zich de meester.

Jos Geysels, minister van Staat

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content