‘Het is tijd om de kunstgeschiedenis te herschrijven’

GEORGIA O'KEEFFE (1887-1986) De erotische foto's die haar man Alfred Stieglitz van haar maakte, zijn de interpretatie van haar werk blijven beïnvloeden. © © The J.Paul Getty Trust

De ballerina’s van Edgar Degas, L’origine du monde van Gustave Corbet, The Angel van Michael Borremans, we kennen ze allemaal. Maar hoeveel vrouwelijke kunstenaars kent u? Hoeveel vrouwelijke curatoren? Dat is geen toeval, de kunstwereld is een mannenzaak. Het kunstenaarscollectief Guerrilla Girls gaat in het verweer, en ze zijn niet de enigen.

‘Minder dan 4 procent van de artiesten in de afdeling moderne kunst zijn vrouwen, maar 76 procent van het geschilderde naakt is vrouwelijk’ – het staat te lezen op een knalgeel billboard van de Guerrilla Girls. Met harde cijfers en provocerende posters kaart het Amerikaanse feministische kunstenaarscollectief sinds dertig jaar de genderongelijkheid in de kunstwereld aan. De statistiek haalden ze uit een telling in 2011 van wat er toen ophing in de permanente collectie in The Metropolitan Museum of Art in New York. De cijfers waren ontluisterend.

Volgens de Guerrilla Girls kun je niet het verhaal van een cultuur vertellen als je de helft van die cultuur negeert. In hun werk bekritiseren ze daarom niet alleen het gebrek aan diversiteit in de kunstscene, maar ook in de pop- en filmwereld, en klagen ze politieke corruptie aan. Ze maken propagandafilms, geven straatperformances en lezingen. Gorillamaskers en aliassen beschermen hun identiteit terwijl ze de kunstwereld in rep en roer zetten. Vorig jaar nog lieten ze zich opmerken door een actie tegen de superrijken – de belangrijke kunstklanten – in het Whitney Museum in New York.

Op 1 oktober gaat in de Whitechapel Gallery in Londen een unieke solotentoonstelling open. Ze biedt een retrospectief overzicht van de afgelopen drie decennia, maar er werden ook nieuwe gegevens verzameld over diversiteit in de Europese kunstwereld. Directies van meer dan 400 musea en instellingen kregen daarvoor een vragenlijst opgestuurd. De resultaten werden in een mis-en-scène gegoten en worden aan het publiek gepresenteerd.

Moet dat nu nog, hoor je vaak, zo’n groep die teruggrijpt naar het feminisme van de jaren zeventig? Zijn we daar niet allang aan voorbij? Er zijn toch veel bekende vrouwelijke kunstenaars? Dat laatste: zeker wel. Maar dat veel kunstliefhebbers supersterren zoals Marina Abramovic, Tracey Emin en Cindy Sherman kennen, betekent nog niet dat er gelijke kansen zijn voor vrouwen in het kunstcircuit. Bij een peiling van de website Artnet onder twintig hooggeplaatste vrouwen in de kunstwereld werd hun gevraagd of die wereld vrouwen benadeelde. Het antwoord was unaniem ‘ja’.

Net als de Guerrilla Girls verwezen de ondervraagde galeriehouders, curatoren, kunstdealers en directeuren naar droeve cijfers. Zo verdienen vrouwelijke curatoren en museumdirecteuren tot een derde minder dan hun mannelijke evenknieën. En ook al meldde The New York Times in 2006 dat 60 procent van de kunststudenten vrouwen waren, zij blijken niet door te stromen: vrouwelijke kunstenaars blijven een kleine minderheid op tentoonstellingen en in permanente collecties. Het seksisme manifesteert zich ook op de markt: kopers betalen nog altijd meer voor het werk van mannen. Kijk naar de recordbedragen op kunstveilingen. Het duurst betaalde werk van een vrouw, Jimson Weed/White Flower No. 1 van de Amerikaanse schilderes Georgia O’Keeffe, werd eind 2014 bij Sotheby’s verkocht voor 44,4 miljoen dollar. En bij de mannen? Vorig jaar legde iemand op een veiling bij Christie’s 179,4 miljoen dollar neer voor Les femmes d’Alger (Version ‘O’) van Pablo Picasso.

Alle acties voor een gelijkere vertegenwoordiging van vrouwen, etnische minderheden en holebi’s ten spijt is de meerderheid van de top in de kunstwereld blank, heteroseksueel, geprivilegieerd en mannelijk. ‘Ondanks zijn eigen vernieuwende drive is de kunstwereld door- en door conservatief’, zei Tate Modern-directeur Frances Morris onlangs. ‘Het blijft een old boys network.’ Morris, die in januari 2016 aantrad, is de eerste vrouwelijke directeur van Tate Modern. Ze werkt er sinds 1988 en maakte naam als curator van de solotentoonstellingen van Louise Bourgeois (2007), Yayoi Kusama (2012) en Agnes Martin (2015). Nu ze de touwtjes in handen heeft, doet ze alles om de gender- en etnische kloof weg te werken. Toen in juni het nieuwe gebouw The Switch House openging, gaf ze te kennen dat de ruimte gelijk zal worden verdeeld tussen werk van mannen en van vrouwen, en dat ze extra aandacht wil besteden aan jonge kunstenaars en kunstenaars uit andere delen van de wereld.

In de vergeetput

Is er echt verandering op til? 2016 bleek tot nu toe een opmerkelijk jaar voor vrouwen in de kunsten. Zowel nationaal als internationaal waren er verscheidene ‘eerste keren’. Zo organiseerde Saatchi Gallery in Londen in januari Champagne Life, een tentoonstelling met alleen werk van opkomend vrouwelijk talent. Dat was zo’n succes dat de galerie de expo in oktober herneemt. In het Denver Art Museum liep voor het eerst een tentoonstelling over vrouwelijke abstracte expressionisten, waarin onbekende kunstenaressen uit het midden van de vorige eeuw voor werden samengebracht en gevierd. In Tate Modern loopt nog tot eind oktober een overzichtstentoonstelling van Georgia O’Keeffe, een première aan deze kant van de oceaan. Het MSK in Gent toonde in het voorjaar het oeuvre van de vrij onbekende avant-gardiste Marthe Donas, en in het Rockoxhuis in Antwerpen loopt in samenwerking met het Prado in Madrid de eerste solotentoonstelling over de zeventiende-eeuwse schilderes Clara Peeters. Wiels in Brussel heeft op dit moment een expo over de Portugese kunstenares Helena Almeida. En de Biënnale van Venetië van 2017 zal voor de tweede keer worden gerund door een vrouw.

‘Dat klinkt positief, maar een snelle blik op de agenda’s maakt duidelijk dat mannelijke, blanke kunstenaars nog altijd met het gros van de aandacht gaan lopen’, zegt Chantal Pattyn, nethoofd van Klara en cultuurmanager van de VRT. Al merkt ook Pattyn al een paar jaar een inhaalbeweging op. ‘Op grote kunstevenementen zoals de Biënnale van Venetië en Documenta werden de afgelopen jaren een aantal vrouwen opgepikt die erg belangrijk waren voor de kunst maar altijd onder de radar zijn gebleven. Ik herinner me het werk van de Zweedse schilderes Hilma af Klint op de Biënnale in 2013. Zij maakte esoterisch werk, maar was wel een van de pioniers van de abstracte schilderkunst. Toch bleef ze lang onbekend. Ik vind het fantastisch om te zien hoe de kunstgeschiedenis toch niet zo rechtlijnig is als men ze ooit heeft opgeschreven.’

‘Over veel vrouwelijke kunstenaars weten we nog erg weinig’, stelt Pattyn. ‘En zelfs als ze bekend zijn, krijgen ze weinig aandacht. Georgia O’Keeffe, bijvoorbeeld, die bepalend was voor de ontwikkeling van Amerikaanse kunst en die er van in het prille begin erkenning genoot, kreeg in 1970 als eerste vrouw een solotentoonstelling in het Whitney Museum. Toch duurde het tot 2016 voor ze een eerste grote expo kreeg in Europa. Dat is toch bizar? De kunstgeschiedenis moet dringend herschreven worden.’

Dat vrouwen geen geniale kunst zouden kunnen produceren: de gedachte lijkt in steen gebeiteld. Dat was niet altijd zo. In hun boek Old Mistresses stellen de Britse kunsthistorica’s Griselda Pollock en Roszika Parker dat het werk van vrouwelijke kunstenaars, die weliswaar tot de hoogste klasse behoorden, tot voor de negentiende eeuw wél erkend werd. Clara Peeters, die als pionier van het stilleven wordt beschouwd, is daar maar één voorbeeld van. Toch zijn ze amper te vinden in de twintigste-eeuwse kunsthistorische overzichten. Hoe zijn die kunstenaressen in de vergeetput beland? Een kwestie van ideologie, zegt Pollock.

Terwijl de kunstenaar in de zestiende en zeventiende eeuw een vakman of -vrouw was, iemand die de techniek beheerste maar zich te houden had aan een bepaalde vorm en een theologische context, werd hij in de achttiende eeuw een creatief individu. Dat beïnvloedde meteen de status van de vrouwelijke kunstenaar, want stond er niet in de Bijbel dat alleen de man het goddelijke recht op creatie had? De vrouw was er voor de voortplanting, het echte genie was exclusief mannelijk. Als vrouwen van de bourgeoisie, die zich binnenshuis dienden te vermaken, zich al wilden bezighouden met schilderen, dan beschouwde men hun werk hoogstens als smaakvol.

Vrouwen die toch zo ambitieus waren dat ze het penseel opnamen, moesten in de eerste plaats mooi zijn, wilden ze aanvaard worden door hun mannelijke collega’s. Zo noteerde de Franse filosoof Denis Diderot (1713-1784) dat kunstenaressen te tolereren waren ‘als ze de verdiensten van de mannelijke artiesten bewierookten, van hen wilden leren, een stel goede borsten en billen hadden en zich onderwierpen aan de leraar’. Ze waren ook voortdurend het onderwerp van geroddel. Over de Française Élisabeth Vigée-Le Brun (1755-1842), die vooral bekend werd door haar portretten van koningin Marie-Antoinette en van de Europese adel, fluisterde men dat haar werk eigenlijk door een man was geschilderd.

Of wat dacht u van dit verhaal uit het overzichtswerk Women, Art and Society van Whitney Chadwick? Bij de oprichting van de Britse Royal Academy of Arts in 1768 waren twee vrouwelijke schilders betrokken: Angelica Kauffmann en Mary Moser. Kauffmann, die in Londen werd verwelkomd als de opvolgster van Van Dyck, was mee verantwoordelijk voor de populariteit van het neoclassicisme. Moser schilderde bloementaferelen en werkte onder de bescherming van koningin Charlotte, de echtgenote van koning George III. Maar toen de stichtende leden van de Academy in 1771-1772 door Johann Zoffany werden vereeuwigd in een portret, werden de dames niet bij de discussiërende kunstenaars geschilderd. Helemaal afwezig waren ze niet: men schilderde van hen een buste die aan de muur hing. Vrouwen dienden passief te zijn, ze waren er om te kijken en bekeken te worden. Men negeerde hen, en daarna vergat men hen.

Vrouwen bleven natuurlijk schilderen en kunst produceren. Het was alleen wachten tot ze opnieuw opgemerkt zouden worden. Pas in de twintigste eeuw keerde de belangstelling voor hun werk terug, maar velen zijn nog altijd nobele onbekenden voor het grote publiek. ‘Er is nog veel onderzoek nodig om vrouwelijke kunstenaars vanonder het stof te halen’, bevestigt Catherine de Zegher, hoofd van het Museum voor Schone Kunsten in Gent. ‘Maar eenvoudig is dat niet. Vaak is hun werk niet in publieke collecties maar in privéhanden beland. Op die manier wordt het niet bestudeerd en gaat het verloren.

De fallische blik

Dat het beeld van de vrouwelijke kunstenaar een product is van een mannelijk discours, merk je tot vandaag. Kijk maar naar het werk van Georgia O’Keeffe. ‘Men noemt dat vaak erotisch,’ zegt Chantal Pattyn, ‘maar O’Keeffe heeft zich altijd tegen die interpretatie verzet. Ja, je kunt in sommige van haar werken een vagina waarnemen als je dat wilt. Je kunt ook gewoon een studie van abstracte vormen zien. Maar omdat men haar ook kent van de erotische foto’s die haar man, de bekende fotograaf Alfred Stieglitz, van haar maakte, associeert men haar met zijn erotische verlangen. Dat is een mooi voorbeeld van de ‘male gaze on a women’s work’: de geschiedenis van hoe we naar kunst kijken en de blik van haar echtgenoot bepalen wat we zien.’

De gedachte dat haar biologie – of sterker nog: het moederschap – een vrouw tegenhoudt om kunst met grote K te maken, leeft nog steeds. Ook onder vrouwen. Recent nog haalde performancekunstenares Marina Abramovic de krantenkoppen nadat ze had gezegd dat vrouwen met kinderen niet zo’n succesvolle kunstenaars kunnen zijn als mannen. Tracey Emin deed vorig jaar een soortgelijke uitspraak: een vrouw moest kiezen tussen kunst of kinderen, de twee samen gaat onmogelijk. Een kunstenares met kinderen zou zich voortdurend emotioneel verscheurd voelen tussen werk en gezin. De succesverhalen van Anne Teresa De Keersmaeker, Ann Veronica Janssens en Nancy Spero geven hun ongelijk.

De gedachte dat vrouwen zich naar het mannelijke voorbeeld moeten gedragen als ze werk willen maken dat erkenning verdient, stuit ook op verzet bij Catherine de Zegher. Als directeur van het MSK beschikt de Zegher niet over een gigantisch budget, maar de middelen die ze heeft, benut ze om het werk van vergeten vrouwelijke kunstenaars in de kijker te zetten. Na de succesvolle expo’s over Julia Margaret Cameron en Marthe Donas plant ze volgend jaar een tentoonstelling over de Italiaanse Artemisia Gentileschi (1593-1652). De Zegher is dus een feministische directeur, maar de activistische stijl van de Guerrilla Girls is niet de hare. Ze werkt liever subtiel. In haar vorig jaar verschenen essaybundel Women’s Work Is Never Done onderzoekt ze wat vrouwelijke kunstenaars toevoegen aan het verhaal van een samenleving.

Volgens De Zegher moeten we op een andere manier naar kunst leren kijken. ‘Lang waren de criteria voor een kunstwerk fallisch’, zegt ze. ‘Ze illustreerden het mannelijke standpunt. In zo’n denkpatroon komt het werk van vrouwen zelden of nooit aan bod – tenzij ze, natuurlijk, kunst maken die beantwoordt aan die fallische blik. Daarom moeten we de voorwaarden veranderen. Als je dat niet doet, blijft het werk van vrouwen vulling.’

In 1995 maakte De Zegher de baanbrekende tentoonstelling Inside the Visible, waarin ze een nieuwe lezing van de twintigste-eeuwse kunstgeschiedenis suggereerde en er het werk van vrouwen in opnam. De expo werd een succes, het bijbehorende boek een standaardwerk. ‘Het associatieve, het relationele, het helende zijn termen die men vroeger met zwakte verbond’, zegt De Zegher. ‘Maar ze worden steeds belangrijker. De Israëlische kunstenares Bracha Ettinger omschreef dat als de ‘matrixial gaze’, waarmee ze verwijst naar de baarmoeder. Die duwt de fallische blik niet weg en sluit het mannellijke niet uit, maar zet zich ernaast. De baarmoeder staat symbool voor de intense eerste saamhorige relatie die iedereen ooit had.’

De Zegher wijst er ook op dat het engagement van vrouwelijke kunstenaars, en hun solidariteit met andere onderdrukte groepen, een stempel zal drukken op de eenentwintigste eeuw. Vrouwelijke kunstenaars waren altijd al erg actief in periodes van xenofobie, sociale onrust en conflict. De Zegher: ‘Georgia O’Keeffe zette zich bijvoorbeeld in voor kinderen en indianen, en de Canadese Emily Carr tekende als enige landschappen met daarin leden van de inheemse First Nations – in de Group of Seven, een Canadees collectief van gerenommeerde landschapschilders, deed niemand dat. Die vrouwen zijn belangrijk omdat ze andere groepen opnamen in hun discours en zo een breed draagvlak creëerden.’

Fluwelen handschoenen

Veranderingen voor vrouwen reizen doorgaans mee op een grotere golf van sociale verandering. Op het moment van de Russische Revolutie van 1917, die over gelijkheid voor iedereen ging, werden vrouwen bijvoorbeeld wel mee opgenomen in de kunstgeschiedenis. Kunstenaressen als Ljoebov Popova, Varvara Stepanova en Natalia Goncharova stonden mee aan de wieg van het constructivisme. Ook in Latijns-Amerika is er een traditie waar vrouwen meer aan bod komen. Culturen die waarde hechten aan vrouwelijke kwaliteiten minimaliseren vrouwelijke kunst minder, wat maakt dat Frida Kahlo carrière kon maken.

Dat de Guerrilla Girls uitgerekend in de Whitechapel Gallery tentoonstellen, is geen toeval. Niet alleen is de directeur, Iwona Blazwick, een fervente feministe. Ook cocurator Nayia Yiakoumaki specialiseert zich al jaren in verborgen en onbekende historiografie. Yiakoumaki merkt een verschuiving op: ‘In de kunst weet je nooit of iets een trend is of een echte revolutie, maar de laatste twee jaar is er veel gebeurd rond vrouwelijke artiesten, feministische kunst en kunst uit andere culturen’, zegt ze. ‘Meer en meer mensen leggen zich toe op wat buiten de mainstream ligt. Ook de pers toont interesse, en niet onbelangrijk: de universiteiten springen op de kar. Studenten en doctorandi tonen meer belangstelling voor de archieven. Ze graven in materiaal dat tot nu toe niet interessant werd gevonden.’

Dat zal op termijn leiden tot een canon die vollediger en inclusiever is, al wijst Wiels-directeur Dirk Snauwaert er wel op dat het vooral de musea zijn die zich traag aanpassen. Het Centrum voor Hedendaagse Kunst in Vorst was trouwens een van de instellingen die de enquête van de Guerrilla Girls kregen, invulden en terugstuurden. Voor zijn eigen huis heeft Snauwaert er een goed oog in. Vrouwelijke kunstenaars zijn sterk vertegenwoordigd in zijn programma. ‘Ik heb de Guerrilla Girls altijd sympathiek gevonden, ze zijn onaangenaam brutaal’, zegt hij. ‘Sommige zaken moet je zonder fluwelen handschoenen durven aan te pakken. Hun methodes mogen dan verouderd zijn – cijfers zeggen niets over inhoud – maar ik zie gelijkenissen met andere kunstactivisten en burgerrechtenbewegingen.’ Snauwaert kijkt kritisch naar de boodschappers maar is niet ongevoelig voor de boodschap. ‘Ik spreek liever over “anders zijn” dan over “diversiteit”. Er zijn verschillen, en die verschillen moeten goed tot hun recht kunnen komen. Er is nog zo veel te ontdekken. Die gedachte mag wat mij betreft interplanetair gedeeld worden.’

Guerrilla Girls, van 1 oktober 2016 tot 5 maart 2017 in Whitechapel Gallery, Londen.

DOOR CATHÉRINE ONGENAE

‘Een snelle blik op de agenda’s maakt duidelijk dat mannelijke, blanke kunstenaars nog altijd met het gros van de aandacht gaan lopen.’ Chantal Pattyn

‘Het associatieve, het relationele, het helende in de kunst van vrouwen associeerde men vroeger met zwakte. Maar die termen worden steeds belangrijker.’ Catherine de Zegher

‘In de kunst weet je nooit of iets een trend is of een echte revolutie, maar de laatste twee jaar is er veel gebeurd rond vrouwelijke artiesten.’ Nayia Yiakoumaki

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content