Theatermaker Lucas Vandevost: ‘Sta zoals een fadozanger zit’

Lucas Vandervost: 'Jonge theatermakers krijgen nog amper de tijd om te groeien.' © Danny Willems
Els Van Steenberghe
Els Van Steenberghe Els Van Steenberghe is theaterrecensent.

Lucas Vandervost – theatermaker en docent aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen – schrijft een boek over attitude op en naast de scène.

Waarom schrijven over iets wat u al 35 jaar speelt?

Lucas Vandervost: Ik onderzoek de manier waarop ik acteer en ik hoop daarmee zowel studenten als toeschouwers te prikkelen. In 2019 rond ik mijn doctoraat af en dit boek is daar het eindresultaat van. Maar eigenlijk ben ik dit al aan het onderzoeken sinds ik in 1979 afstudeerde als acteur aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen.

Dit seizoen speelde ik mee in de monologenmarathon Odysseus van de KVS. Die zangsolo maakte deel uit van mijn onderzoek: tijdens het repeteren hield ik een dagboek bij. Die notities bewerk ik nu tot het logboek De kunst van het thuiskomen. In november maak ik een soort tussenstand op in een stuk dat ik opvoer in de KVS en in de AP Hogeschool Antwerpen. Het wordt een verhaal over attitude zoeken. Hoe ík zoek? Het eerste woord van mijn solo in Odysseus is het woord ‘maar’. Wel, je kunt er uren bij stilstaan hoe en waarom je dat woord uitspreekt. Zo denk ik na over elk woord. Tot de tekst me de ’toestemming’ geeft om de scène op te gaan.

We hebben het toneel nodig om te ervaren en te verwoorden hoe ons kleine leven deel is van een groter verhaal

Ook de 110e lichting dramastudenten, die in juni afstudeert aan het Conservatorium, kreeg deze methode mee. Waarom?

Vandervost: Omdat het onderwijs wat conservatief moet zijn. Onderwijzen – ik doe het al 35 jaar – is vertellen wat je weet en zo je leerlingen aanzetten tot verzet. Leerlingen moeten zichzelf bevrijden en niet zomaar hun ding doen. Zeker nu. Ik groeide op in de gouden tijden, samen met onder meer Luk Perceval en Ivo van Hove. Vandaag krijgen jonge theatermakers amper de tijd om te groeien. Ze buigen zich over het ene subsidiedossier na het andere en hollen van pitch naar pitch. Daarom gaf ik mijn gezelschap De Tijd in 2015 aan mijn oud-studenten Freek Vielen, Suzanne Grotenhuis en Rebekka de Wit. Hoe zwaar die beslissing me ook viel, ik wilde hen een plek geven om te groeien. Hopelijk houden ze vol, durven ze iets te maken waar niemand op zit te wachten én weerstaan ze, net als alle andere jonge theatermakers, aan de verleiding.

Welke verleiding?

Vandervost: Vandaag gaat theater heel vaak over maatschappelijke kwesties. De overheid stimuleert dat zelfs. Sommige makers leveren daarin knap werk maar voor de meesten is dat engagement niet meer dan een pose. Waarom het zo etaleren? Je hoeft het toch niet over vluchtelingen te hebben om een verhaal over mededogen te vertellen? Voor mij is theater vooral de kunst van het zoeken naar hoe een tekst klank wordt en hoe een woord evolueert van informatie naar geheim. We hebben het toneel nodig om te ervaren en te verwoorden hoe ons kleine leven deel is van een groter verhaal.

Het goeroealarm knippert, meneer Vandervost.

Vandervost: Het klinkt misschien zo, maar kiezen voor taal – en voor de traagheid waarmee je haar exploreert – is nodig en vandaag zelfs een politieke keuze. Taal is ons ultieme verzoeningsmiddel. Het is de basis voor tolerantie en het middel waarmee we troosten en reflecteren. Zeker toneelspelers moeten het voor de taal opnemen. Op de affiche van De kunst van het thuiskomen prijkt een kunstwerk van Bruce Nauman. Het is een afgietsel in beton van de ruimte aan de onderkant van een stoel. Het lijkt een zuiltje. Dat werk verbeeldt de attitude, op de scène en ernaast: sta op, maak van je stoel een zuil. Sta ergens voor. Sta op een podium zoals een fadozanger zit. Rechtop.

Vanaf deze week zijn de masterproeven van Vandervosts studenten te zien in DeSingel en het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. De kunst van het thuiskomen, op 17 november 2017 in de KVS in Brussel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content