Pieter Stockmans

1 miljoen onzichtbare Syriërs: ‘Het is niet erg mama, we zijn niet dood’

Pieter Stockmans Journalist voor MO*

Zo’n 200.000 Syriërs leven in Turkse vluchtelingenkampen, maar meer dan 1 miljoen ging op in de anonimiteit van de grootsteden. Ze vinden er uitsluiting en uitbuiting. Een explosieve massa wanhopige mensen zonder toekomst. Duik in het alledaagse leven van twee gezinnen uit Aleppo die langzaam maar zeker woede opbouwen. Zijn deze emotionele bommen onze vijanden van morgen?

Journalist Pieter Stockmans trok met de Syrisch-Koerdische Belg Roni Hossein naar Syrië en Turkije. In Syrisch Koerdistan verbleven ze wekenlang bij gewone mensen, partijen en milities die een stervend land reanimeren, terwijl stukken ervan worden belegerd door IS. Ze vonden een strijd om grond én waarden. Aan de Turks-Syrische grens nemen ze u mee naar gewonde jihadisten. Aan de grenzen van Europa dompelen ze u onder in de leefwereld van een verloren generatie oorlogskinderen. Lees hier de andere afleveringen van de reportagereeks ‘Tekenles in de schaduw van IS’.

Steeds verder deint de stad uit en nemen appartementsblokken en moskeeën land in. Op de heuvels ten westen van het oude Istanboel wonen naast arme Turken ook vele Syrische vluchtelingen. We brachten een week door bij de gezinnen Nasro en Ibesh: beide gevlucht uit Aleppo, beide vluchteling in de volkswijken van Istanboel.

De belegering

Roshin was schoonmaakster in Aleppo. ‘Onderweg naar mijn werk moest ik langs tientallen controleposten’, zegt ze. ‘Ik zag eens een vrouw voor mij ineenzakken. Sluipschutters hadden in haar been geschoten.’ Haar vriendin Nacah leefde een half jaar in de kelder nadat rondvliegend puin in de slaapkamer van haar dochtertje Jin (5) was geland. Jin zag haar papa Imad Ibesh enkel wanneer hij haar in de kelder het eten bracht dat overbleef van wat hij ronddeelde in belegerde wijken. Het meisje hoorde over doden, afgerukte ledematen, gewonden en wapens. ‘In het donker leerde ik haar Koerdische vrijheidsliedjes’, zegt Nacah. ‘Vandaag kent ze die woord voor woord.’

De exodus

Op 27 maart 2013 werden ze als ratten uit de kelder gejaagd. Een onheilspellend gedonder, instortende gebouwen. Door het stof zagen ze duizenden mensen in de straten, lopend, schreeuwend. Een apocalyptische scene. ‘Op vijf minuten was een wijk van tienduizenden inwoners leeg’, zegt Nacah. ‘Jin lachte en huilde tegelijk. “Mama, het is niet erg, we zijn niet dood”, zei ze.’

Ook Roshin moest vluchten. Haar man Mohamed Nasro had jaren gewerkt om het huis te kopen dat nu vernield zou worden. ‘Het was nacht, ik was in pyjama. Toen ik de vliegtuigen boven onze wijk zag, werd ik doodsbang’, vertelt ze. Ze deed een hoofddoek om en begon te bidden voor haar leven. Het gezin kon het dorp Kurdan bereiken, maar zonder werk smolten de spaarcenten weg. Ze trokken naar Istanboel.

Imad Ibesh wilde terug naar Aleppo om voedsel rond te brengen. Jin zag haar vader weer verdwijnen. ‘Mijn familie zei dat ik van hem moest scheiden, maar ik wilde dat niet’, zegt Nacah. ‘Toen ik zwanger raakte van ons volgende kindje ging hij akkoord om naar Istanboel te gaan.’ Imad bleef het activisme trouw. Hij werkt met zijn broer als politiek analist bij een Koerdisch radiostation in Istanboel. Samen verdienen ze 1000 euro per maand, een inkomen waarvan zes mensen leven.

Het nieuwe leven

Jewan Nasro (11) rent tussen Syrische en Turkse kinderen door de straten van volkswijk Sahintepe. Verderop lopen kippen, geiten en koeien door het gras. Mensen uit de buurt brengen hun afval naar een publiek stort, waar het opbrandt en giftige rook de lucht instuurt. Aan de horizon rijzen kantoorgebouwen op en snellen auto’s als kleine mieren over de ringweg. Rojda Nasro (7) zit naast haar moeder in de woonkamer en speelt spelletjes op een gsm-toestel.

Het gezin Nasro woont in de volkswijk Sahintepe in het westen van Istanboel.
Het gezin Nasro woont in de volkswijk Sahintepe in het westen van Istanboel. © Xander Stockmans

In Aleppo doorstonden Jewan en Rojda nachtmerries, hier stralen ze van energie. Het duurde even om hun leven weer op de sporen te krijgen. ‘Mijn broers waren met smokkelaars naar Duitsland vertrokken, maar ik moest zelfs Jewan en Rojda laten werken’, zegt vader Mohamed verbitterd. Uitgeput legt hij zich op de zetel na een werkdag in het naaiatelier, in de kelder van het appartementsgebouw. Gelukkig kon Roshin’s neef in België wat geld sturen, zodat de kinderen naar school konden gaan en niet het leger van analfabeten zouden vervoegen. Zelf kon Roshin aan de slag in een supermarkt, aan 7 euro per dag.

Rojda Nasro op het bed waar haar vader Mohamed uitrust na een werkdag in het naaiatelier.
Rojda Nasro op het bed waar haar vader Mohamed uitrust na een werkdag in het naaiatelier. © Xander Stockmans

Terug naar school

In de Syria Can Schools is Rojda een fanatieke leerlinge. Op alle vakken scoorde ze 9/10 of 10/10. ‘Eén 7/10 was genoeg voor een lang gezicht op alle foto’s van de rapportuitreiking’, lacht Roshin. ‘Met de juiste ondersteuning gaat dit kind een grote toekomst tegemoet’, schreef de directeur op Rojda’s rapport. Vele Syrische vluchtelingenkinderen hebben geen paspoort en kunnen zich als “illegaal” dus niet inschrijven in Turkse scholen. Syrische organisaties zoals Can richtten dan maar zelf scholen op in Turkije. Sinds 2012 organiseert Can onderwijs voor 1500 leerlingen in Istanboel.

Die ondersteuning wil Roshin haar kinderen kost wat kost geven. Ze probeert ervoor te zorgen dat ze geen leerachterstand krijgen. ‘Toen we uit Aleppo vertrokken, ging Rojda nog niet naar school en ook Jewan kon amper lezen en schrijven’, zegt ze. ‘Daarom stuur ik hen tijdens de zomervakantie ook naar een Turkse moskee. Daar leren ze gratis lezen door de Koran te lezen.’ Jewan kust de Koran en begint met hese stem te lezen. Hij hapert, maar is trots op wat hij in de moskee heeft geleerd.

Geboren leider

Rojda is pas zeven en leert nog maar net lezen, maar uit haar mond komen woorden als ‘sluipschutter’, ‘Vrije Syrische Leger’, en de namen van alle wapens. Trots begint ze te vertellen: ‘Ik was eens aan het wandelen met mama en Jewan, en ik hoorde een kogel van een sluipschutter en die ging juist naast Jewan. Ik vond ook eens een kogel op ons balkon en toen ik hem vastpakte, was hij nog warm.’

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

We bezoeken de Turkse moskee. De jongens zitten op de benedenverdieping op het tapijt. Boven zitten de meisjes, met hoofddoek. Voor elk kind ligt een exemplaar van de Koran. Eén derde van de kinderen in de moskee is afkomstig uit Syrië. Rojda, een geboren leidster, heeft het er duidelijk moeilijk mee dat ze haar leiderskwaliteiten niet kan inzetten bij de Turkse kinderen die haar niet begrijpen. Wat later vertelt ze ons dat zij haar pesten. ‘Als ik president word, laat ik Europeanen naar Syrië komen, Turken niet’, zegt ze. ‘Maar ik word ingenieur, om ons huis weer op te bouwen.’

Turkse moskee waar Syrische vluchtelingenkinderen naartoe gaan om in de vakantie verder te oefenen met lezen.
Turkse moskee waar Syrische vluchtelingenkinderen naartoe gaan om in de vakantie verder te oefenen met lezen. © Xander Stockmans

Emotionele bommen

De oorlog vernielde meer dan enkel gebouwen. De bommen op Aleppo ontketenden een emotionele bom die langzaam maar zeker naar het gezin onderweg is: Mohamed kan zich niet neerleggen bij het feit dat Syrië onomkeerbaar veranderd is. Zijn hart is verweven met de olijfbomen, het fruit, de geiten, de plattelandslucht. Elke ochtend, als hij de zon niet achter de heuvels van Kurdan maar aan de horizon van megalopolis Istanbul ziet opkomen, denkt hij aan Europa: een nachtmerrie. Maar het dorp is al lang geen droom meer. Vandaag is er zelfs geen elektriciteit en evenmin een school. En onderwijs is de elektriciteit die Rojda’s licht laat schijnen.

Die avond zit het appartement vol gasten. Allemaal zijn ze afkomstig uit Kurdan. Als ook hier de elektriciteit uitvalt, is het weer even zoals toen. Jewan komt met kaarsen en Rojda begint happy birthday te zingen. Iedereen lacht. Bij kaarslicht spreken de mannen over wereldpolitiek, de vrouwen vertellen elkaar geheimen.

De geschiedenis herhaalt zich?

Roshin weet dat haar kinderen enkel in Europa de mens kunnen worden die zij nooit is geworden. Haar ogen tranen als ze praat over hoe ze zelf vroegtijdig van school ging: ‘Om naar school te kunnen gaan moest ik op mijn zesde van Kurdan naar Aleppo verhuizen, maar elke nacht huilde ik mezelf in slaap omdat ik mijn moeder in het dorp miste. Op mijn twaalfde ben ik van school gegaan en naar het dorp teruggekeerd.’

De geschiedenis dreigt zich te herhalen: ook Jewan en Rojda zijn naar de stad – Istanboel – gekomen om naar school te gaan, maar deze keer is het Mohamed’s onthechting die hen terug naar het dorp zou halen. ‘Ik zou zelfs alleen met de kinderen naar Europa gaan’, fluistert Roshin onder het licht van een volle maan.

Het gezin Nasro uit Aleppo (vlnr: Jewan, Mohamed, Rojda, Roshin), met op de achtergrond Istanboel.
Het gezin Nasro uit Aleppo (vlnr: Jewan, Mohamed, Rojda, Roshin), met op de achtergrond Istanboel. © Willemjan Vandenplas

Vader wordt strijder?

‘Als Roshin dat doet, ga ik wel bij één of andere militie vechten. Mijn kinderen zouden geen kinderen van Syrië, maar kinderen van Europa worden’, zegt Mohamed als we hem later apart spreken. Rojda en Jewan bengelen tussen de conflicterende toekomstbeelden die beide ouders van hen hebben.

Ook Imad en Nacah groeien uit elkaar. Nacah denkt vaak terug aan hoe het vroeger was. Imad’s broer en moeder wonen bij het gezin in het kleine appartement en er is geen ruimte meer voor privacy. Voor Jin kwam er wel ruimte voor rust in haar hoofd. ‘Pas in Turkije vuurde Jin een spervuur van vragen op me af: wie heeft onze straten kapot gemaakt? Ze was woedend. Sinds die dag is ze agressief tegen andere kinderen’, zegt Nacah. Jin rent door het appartement, schreeuwt, lacht, slaat haar moeder en gaat alleen mokken.

‘Alsof we niet bestaan’

In de kelder in Aleppo was gebleken dat Jin een keeloperatie nodig had, maar door de sluipschutters kon ze niet naar het ziekenhuis. In Istanboel kan het evenmin, door uitsluiting: zonder paspoort, geen regulier werk en geen sociale bijstand. De operatie kost €1000, een bedrag dat ze onmogelijk kunnen betalen. Elk kuchje van Jin confronteert Nacah en Imad met die realiteit. ‘Geef ons hier basisrechten en we bouwen een leven uit, dan zal de migratiestroom naar Europa stoppen. Maar de wereld sluit liever de ogen, alsof wij niet bestaan’, zegt Imad.

Terwijl een huilende journalist op de televisie vertelt over gruwelen in Irak, komt Jin vrolijk de woonkamer ingelopen. ‘Ik heb voor jullie een taart gebakken van hier tot God’, roept ze. Uit de nabije moskee weerklinkt de oproep voor het dageraadgebed. Het is 3 uur ’s nachts en Jin vertoont geen tekenen van vermoeidheid. Pas als we haar vertellen dat we morgen naar het park gaan, wil ze gaan slapen.

In het park ontvluchten de gezinnen Nasro en Ibesh hun dagelijkse zorgen.
In het park ontvluchten de gezinnen Nasro en Ibesh hun dagelijkse zorgen. © Xander Stockmans

Een gezin in het park. Hier is het een hele belevenis: kinderen, ouders en grootouders ontsnappen even aan hun bestaan als eeuwige migrant, onderweg naar geluk. Jin en Rojda storten zich meteen op de koekjes en de frisdrank, en duiken in hun kleurboeken. Het geroep van de meisjes bezorgt Jewan een zwaar hoofd, hij kruipt meteen onder de lakens als we thuiskomen. De meisjes gaan geconcentreerd verder met tekenen, de vrouwen slaan aan het koken, de mannen spreken over politiek. Etensgeuren vullen de kamers. Aan het eind van een mooie dag gaan beide koppels samen zitten om knopen door te hakken.

Uitstel van executie

– ‘Hoe zal jij overleven als ik voorop ga naar Europa?’ vraagt Imad aan Nacah.

– ‘Zolang ik weet dat er iets beter volgt, zou ik zelfs op straat leven’, zegt Nacah.

– ‘Al een jaar vertel ik Jewan dat we naar onze neef in België gaan. Daar is geen oorlog, daar zijn scholen. Ik ben bang dat hij me niet meer vertrouwt’, zegt Roshin.

– ‘Ik wil eerst zeker zijn dat er in ons dorp geen leven mogelijk is’, zegt Mohamed.

– ‘Weet je niet dat er geen scholen zijn? Als je olijfbomen verkoopt, kunnen we een smokkelaar betalen. Dan moet je geen 12 uur per dag aan een hongerloon werken.’

Mohamed moet de ziel van het land verkopen – olijfbomen – om de ziel van zijn kinderen te redden. Op de sociale ladder staat hij nog een trede hoger dan andere families, die enkel nog de ziel van hun kinderen kunnen verkopen, met kinderarbeid. Voor die onmenselijke keuze staat Mohamed nog niet. Hij beschikt over een kapitaal. De vrouwen hebben sneller begrepen welke opofferingen hen te wachten staan, willen ze een nieuw leven bouwen. Hun besluitvaardigheid is groter. Ze zouden niet dralen en elke dag nieuwe excuses zoeken om het onvermijdelijke uit te stellen. De vrouwen denken aan de toekomst van hun kinderen, de mannen aan de toekomst van hun land. ‘We gaan van jullie scheiden als jullie zo voortdoen’, lachen de vrouwen cynisch.

De kleine Jin in het midden van het gesprek over haar toekomst.
De kleine Jin in het midden van het gesprek over haar toekomst. “Naar Europa of niet en hoe geraken we daar?”‘ © Xander Stockmans

Leven op een kruispunt

‘Mohamed, je werkt al jaren als een slaaf voor een ander en nog altijd is er geen fundament onder ons gezin’, zegt Roshin. ‘We moeten een andere weg inslaan. In België zal je je slecht voelen, maar ook gelukkig zijn als Jewan en Roshda hun eerste Nederlandse woorden spreken. De broer en zus van mijn neef begonnen hun eerste schooljaar in België. Welke plannen heb jij voor de kinderen?’ Een diepe zucht. Roshin wil liever vechten en verliezen dan niet vechten en verliezen. Ze wachten aan een kruispunt waar stress en verdriet steeds diepere wonden slaan en elke gewachte dag verloren is voor de kinderen.

‘Ik ga’, zegt Nacah plots. ‘Ik ken iemand die ons geld kan lenen.’ Met een vals gevoel van opluchting gaan ze slapen, want er is een beslissing genomen. In de gangen van het appartement zindert het drukke gepraat nog na, het doelloos heen en weer geloop, de bezorgde blikken als voorbode van een ingrijpende verandering. De volgende dag is de droom weg: geld lenen blijkt onmogelijk. Op Imad’s facebookpagina verschijnen foto’s van Nacah en Jin in een bus. Terug naar Syrië.

Met de hulp van Roni Hossein. Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. Volg Pieter Stockmans op Twitter en Facebook.

Bekijk hier een fotoreportage over Syrische gezinnen in Turkije (klik op de foto’s voor meer uitleg)

Partner Content