Liliane Saint-Pierre wordt 70: ‘Ik vergeet altijd om me in te houden’

'Alles kits achter de rits?' vroeg Paul McCartney. © Saskia Vanderstichele
Stijn Tormans

Liliane Saint-Pierre wordt straks zeventig. ‘Misschien ben ik niet de meest belezen artieste met de meest geleerde citaten’, zegt ze. ‘Maar ik heb tenminste gelééfd.’ Een avond met een starlet-voor-het-leven.

Een donderdagavond in restaurant Sjalot en Schanul in Antwerpen. Buiten waait het, binnen ook een beetje door haar passionele woordenvloed. Tegenover me zit every inch a lady.

Terwijl ze het aperitief bestelt, vertelt ze over het showbizzleven in Vlaanderen. ‘Onlangs zat ik op een terras. “Wie we hier hebben”, riep er plots iemand. “Liliane Saint-Pierre, ons idool van vroeger.”

“Ik treed nog altijd op”, antwoordde ik.

“Je ziet er nog goed uit”, zei de vrouw. “Maar zet die zonnebril eens af.”

“Waarom?” vroeg ik. “Omdat je mijn rimpels wilt zien?”‘

Na al die jaren kent ze haar pappenheimers. Een rimpel meer of minder, dat deert haar niet. Maar met die zeventig heeft ze het wel moeilijk. ‘Zeventig klinkt alsof het einde nabij is. Als kind was ik al bang voor de dood. Ik durfde mijn ogen zelfs niet sluiten, uit angst dat ze niet meer zouden opengaan.’ Ook vandaag wil ze nog altijd niet slapen in een totaal verduisterde kamer. Er moet altijd een spleet licht zijn.

Ik was in de jaren zestig al een boegbeeld voor de homo’s zonder dat ik het wist.

‘Terwijl ik me fantastisch voel. Ik wil nog zo veel doen. Onlangs praatte ik met Wannes Cappelle van Het Zesde Metaal. Achteraf stuurde hij me een liedtekst toe: ‘Ik koester wat ik kreeg, ik leefde al mijn dromen van weleer, maar ik verlang nog steeds naar meer.’

‘Die zin, dat is mijn leven’, zegt ze, terwijl ze een pasta met zalm bestelt. Het leven van een rock-‘n-rollgriet uit Diest.

Haar vader werkte bij de spoorwegen, haar moeder was naaister. Als kind wilde ze balletdanseres worden. Maar daarvoor moest ze naar Antwerpen. ‘En we hadden geen auto thuis. Gelukkig zong ik ook graag. Bij The Starlets onder meer, een groepje uit Diest. We speelden nummers van The Beatles, Dusty Springfield, Brenda Lee…. Toen die groep splitte, zeiden de andere leden: “Jij mag niet stoppen, Liliane.”‘

Ze deed mee aan de Grote Variétéprijs van Radio Luxemburg. Tijdens de halve finale gaf iemand van een platenfirma haar het nummer We Gotta Stop.

Ze haalde er zilver mee en een hit. Vijftien was ze en een idool met een platencontract, onze eigen versie van France Gall. Ze mocht zelfs op tournee in Duitsland. ‘Op een dag zei de baas van Philips: “Je hebt een manager nodig.” Hij stelde Milo De Coster voor, die ik niet kende. Milo introduceerde me in de showbizzwereld, maar hij was ook heel narcistisch en dictatoriaal. Ik moest zo lopen, zo bewegen, zo praten. “Zonder mij ben je niets”, zei hij. In interviews antwoordde hij soms in mijn plaats. Als ik die gesprekken nu herlees, herken ik mijn eigen woorden vaak niet. Ik moest er ook uitzien zoals hij dat wilde. Ooit heb ik een jaar met groen haar rondgelopen, omdat hij een sponsordeal had met een haarlakbedrijf.’

Nostalgie naar die groene haren heeft ze niet, al waren haar jaren zestig bijwijlen bijzonder wonderlijk. ‘En ik nam dan nog geen drugs’, lacht ze. Ze werd high van alle artiesten die ze onderweg kruiste. Zoals die keer dat ze Jimi Hendrix ontmoette, in de coulissen van een Duits tv-programma. ‘We hebben een hele avond gepraat. Eigenlijk was hij een verlegen man. Alles draaide om zijn gitaar en zijn muziek. Misschien flirtte hij wel wat, maar er is die nacht niets gebeurd. Ik was een braaf meisje uit Diest.’ (lacht)

Liliane Saint-Pierre met Claude François, The Bee Gees en Jimi Hendrix. 'Ik werd soms high van alle mensen die ik ontmoette.'
Liliane Saint-Pierre met Claude François, The Bee Gees en Jimi Hendrix. ‘Ik werd soms high van alle mensen die ik ontmoette.’© Saskia Vanderstichele

In andere tv-studio’s zag ze andere helden: Roy Orbinson, Steve Winwood, France Gall. Voor een fotosessie trok ze The Bee Gees voort. En in de Roma trad ze op voor The Kinks. ‘Onlangs kwam ik iemand tegen die toen in de zaal zat. “Dat concert vergeet ik nooit”, zei hij. “Iemand riep: “Hier is ze dan, Liliane… Jij kwam op en zong We Gotta Stop. Een klein meisje voor een groot rockpubliek. Maar je liet je niet doen.” Zo herinner ik het me ook. Ook naast het podium beet ik van me af. #MeToo-verhalen heb ik niet. Ze hoefden maar aan mijn bustehouder te komen of ik riep al: “Waag het niet.”

‘Op een dag hoorde Milo dat Claude François een platenfirma ging oprichten. Hij zorgde ervoor dat ik auditie mocht doen. Ik slaagde en werd de eerste artiest die bij Disques Flèche tekende, zijn platenlabel.’

Haar leven met Cloclo begon. ‘Ik heette toen nog gewoon Liliane, maar hij vond dat ik een achternaam nodig had. Hij heeft dan een wedstrijd georganiseerd om die te vinden. Iedereen mocht voorstellen insturen. Zo ben ik bekend geworden in Frankrijk. Uiteindelijk bleek dat Claude allang een achternaam voor mij in gedachten had. Als jonge gast was hij verliefd op een meisje dat Saint-Pierre heette.

‘Hij wilde ook dat ik in Parijs kwam wonen, maar ik sprak geen woord Frans. Uiteindelijk heb ik voor zijn label een twintigtal songs opgenomen waar ik nog altijd heel trots op ben.’

François zorgde er ook voor dat ze in het voorprogramma stond van de protestzanger Antoine. In de Olympia in Parijs, de zaal waar Jacques Brel net afscheid had genomen van zijn publiek. ‘Ik had die dag een knalrood jurkje aan. Maar Claude vond dat mijn borsten er te groot in waren. En dus moest ik een speciaal soutienneke kopen, zodat alles platter werd. (lacht) Ik liep het podium van de Olympia op, zong Je suis une fille toute seule en alles werd zwart. Ik zag niets meer. In paniek liep ik de coulissen in. Ze hebben direct een dokter gebeld. Bleek dat ik een ooginfectie had. De dokter raadde me aan om voortaan met een bril op te treden. “Niets van,” zei Milo, “je treedt niet meer op, we stoppen ermee.”

Jimi Hendrix en ik hebben een hele avond gepraat. Eigenlijk was hij een verlegen man. Alles draaide om zijn gitaar en zijn muziek.

‘De volgende dag stond in de Franse kranten: Liliane Saint-Pierre is blind geworden. Milo was dat tegen de journalisten gaan zeggen. Hij was jaloers op Claude, omdat hij voelde dat hij de controle aan het kwijtraken was. Claude was razend.’

Maar zij volgde haar manager terug naar België. ‘Ik begon wel steeds meer te rebelleren tegen hem. Wat niet gemakkelijk was, want ik had intussen een relatie met zijn zoon en samen hadden we een kind gekregen. Ik heb veel tranen geplengd, maar uiteindelijk heb ik tegen Milo gezegd: “Je hebt het verkeerde meisje gekozen.” We hebben gebroken en elkaar daarna nooit meer teruggezien.’

Af en toe hoorde ze haar zoon weleens zeggen: ‘Pépé is toch een speciale.’ ‘Je hoeft het mij niet te vertellen’, antwoordde ze dan.

‘Milo is gestorven op 1 april 2005, maar ik ben zelfs niet naar zijn begrafenis gegaan. Dat zou hypocriet geweest zijn. Later heb ik nog wel het graf van Claude bezocht. Dat deed me veel. Een paar jaar geleden kwam er een film uit over Cloclo. Toen ik de cinemazaal binnenging, was ik zenuwachtig. Alsof ik hem zoveel jaar na zijn dood zou terugzien. Natuurlijk had mijn carrière er misschien helemaal anders uitgezien als ik toen in Frankrijk gebleven was. Maar was ik dan gelukkiger geweest?’

Ze is blij dat ze altijd in Diest is blijven wonen, zegt ze, en de raad gevolgd heeft van haar oude bandleden van The Starlets. Ze verloor dan misschien haar ster in Parijs, ze werd wel een starlet-voor-het-leven. Die We Gotta Stop zingt ze bijna nooit meer. ‘Onlangs vroeg iemand naar dat nummer tijdens een intiem optreden. “Excuseer,” antwoordde ik, “dat zit helaas niet in ons repertoire”.

“Dan wordt het hoog tijd dat je dat nummer er opnieuw insteekt”, riep die vrouw vanuit het publiek.

“Mevrouw,” antwoordde ik, “er bestaan geweldige platenspelers. U kunt dat plaatje zo veel opleggen als u wilt. Maar vanavond speel ik waar ik zin in heb.”

Misschien ben ik niet de meest belezen artieste met de geleerde citaten, maar dat deert me niet.

‘Het kan me niet meer schelen wat mensen van me denken. Milo zei vroeger weleens: “In de showbusiness moet je een paling zijn. Een diplomaat.” Dat heb ik nooit willen zijn. Ook vandaag zie ik nog veel artiesten die een rol spelen. Ik kan alleen maar medelijden hebben met hen. Misschien ben ik niet de meest belezen artieste met de geleerde citaten, maar dat deert me niet. “Er is niets zo dom als doen alsof”, zei Romy Schneider ooit en ze had gelijk. Trouwens, ik heb tenminste gelééfd.

‘Al zou ik graag wat beheerster overkomen. Laatst had ik een tv-opname. Ik was rustig, waardig. Achteraf was ik heel tevreden. De volgende dag zeiden mijn muzikanten: “Wat was er gisteren met jou aan de hand, Liliane?” (lacht) Ik vergeet me altijd in te houden.

‘En als vrouw kun je je minder permitteren. Charles Aznavour legde op zijn 92e nog optredens stil als de klank hem niet beviel. Dan zei iedereen: “Amai, wat een grote mijnheer. Klasse dat hij zoiets durft.” Dat moet je als vrouw maar eens proberen. Dan ben je een bitch.’

Maar een feministe is ze niet, zegt ze. Laat staan een mannenhaatster. ‘Daarvoor heb ik mannen te graag gezien.’ En dan vooral die ene, haar grote liefde, Marc Hoyois. Ooit de echtgenoot van Ann Christy. ‘Ik kende hem toen maar vaag. Op de begrafenis van Ann gaf ik hem een kaartje, met een paar troostende woorden op. Een paar maanden later stond hij op een concert. Hij vertelde dat die woorden hem zo getroost hadden.’ Niet veel later kusten ze voor de eerste keer.

Zesentwintig jaar lang stond hij aan haar zijde. ‘Hij was mijn grote liefde, ging mee naar elk optreden. Ook al was zijn gezondheid niet geweldig, want hij had last van een lekkende hartklep. Op een zomerdag in 2010 liep het fout. ‘Ik zong op de Gay Pride in Antwerpen. Toen ik van het podium stapte, zei iemand: “Uw man is van een keldertrap gevallen.” Ik liep naar hem toe. Hij zat in de deur van de ambulance, maar het leek wel mee te vallen en we gingen naar huis. De dagen daarna had hij veel pijn. Op een bepaald moment zag ik hem in de zetel zitten, met zijn hoofd helemaal scheef. Ik bracht hem naar de spoed. “Hier lig ik nu, gevangen in jou”, citeerde hij mijn laatste single. Dat waren zijn laatste woorden.

'
‘”Hier lig ik nu, gevangen in jou”, citeerde mijn man mijn laatste single. Dat waren zijn laatste woorden.’© Saskia Vanderstichele

‘Op de spoed kreeg hij twee infusen omdat zijn nieren geblokkeerd zaten. Het laatste wat je mag doen bij iemand met een lekkende hartklep, al wist ik dat toen niet. Hij hapte naar adem. “We hebben alles onder controle”, zei de verpleegster. “We zorgen voor hem, ga maar naar huis.”

‘Ik was nog niet thuis of er verscheen een onbekend nummer op het scherm van mijn gsm. Toen ik opnam hoorde ik een stem zeggen: “Mevrouw, het spijt ons, maar uw man is…” Ik sprong in mijn auto en reed naar het ziekenhuis. Buiten zinnen van woede. “Jullie hebben zelf voor God gespeeld”, riep ik tegen de specialist. “Jullie hebben hem vermoord.”‘

‘De maanden daarna waren verschrikkelijk. Ik kon niet leven met zijn dood. En zeker niet met de manier waarop het gebeurd was. Het was alsof er een gat op de plaats van mijn hart was. Mijn moeder zei tegen iedereen: “Let op ons Liliane.” En ze had gelijk. Ik wilde mezelf iets aandoen, zo diep zat ik. Maar de muziek heeft me erdoor geholpen. Een paar weken na zijn dood trad ik op op de Gentse Feesten. Het was alsof ik in een trance was, alsof ik niet zong. De woorden stroomden eruit.

‘Toen Marc nog leefde, vroegen ze me eens in een interview: “Als uw man vraagt om te stoppen met zingen, zou u dat dan doen?” Ik was toen zo verliefd dat ik zei: “Natuurlijk.” Marc was heel kwaad achteraf. “Wat zei jij nu? Zeg dat nooit meer.” En hij had gelijk. Nog elke week drink ik een glas rode wijn. Als aandenken aan hem, omdat hij dat ook zo graag dronk. Laatst ging ik naar zijn graf. Het was hard aan het regenen. Er stond een engeltje op zijn grafzerk. Omdat het altijd omviel, plakte ik het vast. Ik moest nog een bloempot verplaatsen en plots viel dat engeltje weer om. Voeten eraf. Alsof Marc wilde zeggen: “Wat sta je hier toch te doen in de regen, Liliane? Leef! Trek de wereld in!”‘

Op dat moment speelt de geluidsinstallatie van de Sjalot en Schanul een nummer van haar.

Ze krimpt in elkaar. ‘Ik vind het verschrikkelijk om naar mezelf te luisteren in gezelschap.’

‘We draaien dat niet omdat jij hier zit, Liliane’, roepen de eigenaars Marieke en Chrisje vanachter de toog. ‘We zijn fans van het eerste uur. Je staat elke avond op onze soundtrack.’

‘Dan is het goed’, lacht Saint-Pierre.

Ik klamp me vast aan mijn muziek en het leven. Heb het gevoel dat ik mijn beste werk nog moet maken.

We luisteren naar de tekst van Wannes Cappelle: ‘Je ziet nog waar de wonden zijn gehecht, maar de grootste pijn is weg. En dat het komen mag, wat komen zal, ik neem het dag per dag.’

‘Dat is ook zo’, zegt ze. ‘Ik klamp me vast aan mijn muziek en het leven. Heb het gevoel dat ik mijn beste werk nog moet maken. En voor de rest zorg ik nu voor mijn moeder, met wie ik altijd een heel goede band had. Ze is 92. Haar ogen blinken nog, maar ze praat bijna niet meer. Het is allemaal heel snel gegaan, want twee jaar geleden was ze nog fantastisch. Ik mis onze gesprekken heel erg.’

Maar ook in stilte zien ze elkaar graag. In kleine rituelen. ‘Ik was dan haar haren en zij geeft de krulspeldjes aan. Soms doorbreek ik de stilte: “Ma, je kent me toch nog?”

Ze kijkt me dan aan en knikt. Zo van: “Hoe kan ik jou ooit vergeten?” Vroeger zou ze er vast aan toegevoegd hebben: “Ach jij, je was ook nogal een geval. Op je tweede was je al aan het fluiten.” Dat zou ik haar zo graag nog eens horen zeggen. (stilte) Laatst vroeg ik haar: “Wat is jouw lievelingsliedje van mij, ma?” Ze keek me aan en zei: “Allemaal.”‘

Maar er kan er maar een de mooiste zijn. ‘En misschien was dat wel Sacha.‘ Een song uit 1989, over een jeugdliefde die homo bleek te zijn. ‘Weet je nog, Sacha, die geruchten rond jou, die ik niet aannemen wou.’ Maar toen kwam Sacha met zijn vriend. En ook al ging haar wereld stuk, ze zag zijn geluk. ‘De liedtekst is geïnspireerd op het leven van Jean-Emile, een man uit Diest die ik goed gekend heb. Zijn omgeving had veel moeite met zijn outing en ik vond dat zo wreed. Daarom heb ik Sacha opgenomen. Het leverde haar eeuwige roem op in de homowereld.

‘”Jamaar Saint-Pierreke,” zei Jean-Emile me ooit, “gij hebt lang geleden nog eens een song over homo’s gezongen.” Ik viel uit de lucht, maar hij had gelijk. In mijn tijd met Claude François had ik een nummer dat Le Brouillard est tombé sur la ville heette. Een heel mooie song, vond ik. Al had ik toen niet door dat het over twee mannen ging die op een brug stonden te wachten op hun vriend. Zo goed Frans sprak ik . (lacht) Ik was in de jaren zestig al een boegbeeld voor de homo’s zonder dat ik het wist.’

Jean-Emile is vorig jaar overleden, maar liet haar een prachtig verhaal na. ‘Zijn vriend was een make-upartiest, die de wereld rondtrok om de wenkbrauwen van vrouwen te verzorgen. Zo had hij Nancy Shevell leren kennen, de vrouw van Paul McCartney. “Binnenkort treedt Paul op in het Sportpaleis in Antwerpen”, had zij gezegd. “Kom af en neem gerust een paar mensen mee.” Jean-Emile en zijn vriend vroegen mij mee omdat ze wisten dat ik en Marc, die toen al overleden was, zulke grote Beatlesfans waren.’

Als vrouw kun je je minder permitteren.

Op 28 maart 2012 wandelt het gezelschap de coulissen van het Sportpaleis binnen. ‘Eerst zagen we Shevell. We complimenteerden haar met een foto waarop ze met Paul stond. ‘ He is an old man’, zei ze laconiek. Haar New Yorkse humor. Toen zagen we Paul McCartney. “Hey, you are the singer”, zei hij en hij omarmde me. “Alles kits?”

‘Hij bleef dat maar herhalen. “Alles kits? Alles kits?”

‘Ik keek verbaasd. “I’m learning Dutch”, verduidelijkte McCartney, want hij wilde het publiek van het Sportpaleis verrassen.

‘”Zolang hij straks maar niet alles kits achter de rits zegt”, zei ik tegen de anderen. Die lagen in een deuk. ” Why are you laughing?” vroeg McCartney . “Write that down.” Ik schreef dat neer, maar drukte hem op het hart om die zin vooral niet te zeggen. Het concert begon. Na All My Loving roept hij: “Alles kits…?” Oef, dacht ik nog, hij zegt het niet. Waarna hij verder ging: “… achter de rits.” Het Sportpaleis lag plat. Iedereen vroeg zich af waar hij dat geleerd had.’

Toen keek ze hemelwaarts. Naar haar Marc, de grote Beatlesfan, die ongetwijfeld ook luid aan het lachen was.

‘Drinken we nog een glas rode wijn?’ vraagt ze. Het is al laat. Iedereen in de Sjalot en Schanul is naar huis. We kijken naar een bordje dat aan de muur hangt, met een citaat van Johnny Depp op: “Laugh as much as you breathe and love as long as you live.”

Meer info over de theater- en festivaltour van Liliane Saint-Pierre en de Soldiers Of Love Band op www.muziektheater.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content