Schilder Adriaen Brouwer krijgt eerherstel in Oudenaarde: ‘Hij hoort thuis bij de groten’

De Rokers. 'Het is Adriaen Brouwer zelf die ons aankijkt, verschrikt, alsof we hem betrappen in de herberg.' © Metropolitan Museum of Art / The Friedsam Collection, Bequest of Michael Friedsam, 1931
Eric Rinckhout

Bijna was hij helemaal vergeten: Adriaen Brouwer, de op zijn 34e in 1638 gestorven schilder van kroegtaferelen waarin rokende mannen zich tegoed doen aan drank en overspel. In zijn geboortestad Oudenaarde opent op 15 september het eerste overzicht ooit. ‘Brouwer hoort thuis tussen de groten: Bruegel, Rubens en Rembrandt’, zegt curator Katrien Lichtert. ‘Dit overzicht is een eerherstel.’

Felix Timmermans schreef een geromantiseerde biografie over Adriaen Brouwer (gepubliceerd in 1948) en in 1986 werd er een minitelevisieserie aan de schilder gewijd. ‘Maar het boek en de tv-reeks hebben Brouwer geen goed gedaan’, zegt Katrien Lichtert, curator van de tentoonstelling Adriaen Brouwer. Meester van emoties in Oudenaarde. ‘Ze hebben alleen maar het clichébeeld bevestigd van een kunstenaar die even liederlijk leefde als de figuren die hij schilderde: dronkaards en boeren die in duistere kroegen zuipen, roken, kaartspelen, vechten en achter de vrouwen aan zitten. Adriaan Brouwer was zoveel meer: Timmermans heeft in zijn romans zowel van Pieter Bruegel als van Adriaen Brouwer telkens een ‘Pallieter’ gemaakt. Dat is zeer bepalend tot op de dag van vandaag. Zo heeft men lang gedacht dat Pieter Bruegel de Oude een boer was omdat hij vooral boeren schilderde. Dat klopt niet.’

We tonen Adriaen Brouwer tussen de groten. Daar hoort hij thuis.

Het beeld dat Katrien Lichtert van Adriaen Brouwer wil laten zien, is veelzijdiger en genuanceerder. Brouwer was een virtuoze en vernieuwende schilder, die zich niet alleen op kroegtaferelen toelegde: hij schilderde ook landschappen en portretten – regelrechte ontdekkingen in de tentoonstelling – , slaagde er als een van de eersten in om nadrukkelijk emoties uit te beelden, en stemde zijn losse maar altijd verfijnde techniek helemaal af op het soort werk dat hij maakte. Hoe goed hij wel was, wordt geïllustreerd door het feit dat zijn werk gretig werd verzameld door de groten van zijn tijd, onder wie Rubens en Rembrandt.

Maar Adriaen Brouwer was tegelijk een wispelturige man, die heen en weer reisde tussen Haarlem en Antwerpen, schulden maakte en in de gevangenis terechtkwam. Hij stierf op z’n 34e. Maar we weten nog altijd niet of dat door zijn levensstijl kwam of dat hij slachtoffer is geworden van de pest.

Voor de tentoonstelling in Oudenaarde is veel research gedaan, waarbij nieuwe dingen aan het licht zijn gekomen. ‘Er was lang geen zekerheid over, maar Adriaen Brouwer is wel degelijk in Oudenaarde geboren’, vertelt Katrien Lichtert. ‘Vermoedelijk rond 1604. We hebben helaas geen geboorteakte gevonden, maar wel voldoende circumstantial evidence.’ Zo is Adriaen Brouwer jaren later in Haarlem aanwezig bij een doop. Uit die akte kon men een aantal gegevens afleiden. Onlangs heeft men bovendien in Gouda een akte teruggevonden van vader Brouwer, die zich daar met zijn gezin in 1614 vanuit Oudenaarde vestigde: dat was tot nu toe niet bekend.

Vader Brouwer was een tapissier: of hij tapijten weefde of tapijtontwerpen maakte, is niet duidelijk. In Gouda was er op dat moment een bloeiende tapijtnijverheid en de stad trok dus graag gespecialiseerde vaklui aan, zeker uit dat andere vermaarde centrum van het wandtapijt: Oudenaarde.

‘Men wilde in Oudenaarde al lang iets doen rond Brouwer omdat hij deel uitmaakt van de lokale culturele identiteit’, aldus Katrien Lichtert. ‘Het kwam de stad heel goed uit dat er eindelijk bewijzen zijn gevonden dat Brouwer er wel degelijk geboren is.’

Maar Katrien Lichtert had nooit durven te dromen dat ze in Oudenaarde, in een museum dat deels in het laatgotische stadhuis gevestigd is, maar liefst 27 werken van Adriaen Brouwer – 26 schilderijen en één tekening – zou kunnen samenbrengen, plus dertig werken van tijdgenoten als Rubens, Rembrandt, Hals en Teniers. De werken van Brouwer komen bovendien uit ’s werelds grootste musea, waaronder Metropolitan Museum New York, Mauritshuis Den Haag, Victoria & Albert Museum Londen, Philadelphia Museum of Art en de Alte Pinakothek München. Vooral dat laatste is een notoir moeilijk museum om bruiklenen los te krijgen. ‘Het is een tentoonstelling van een envergure die je toch eerder in bijvoorbeeld het Rijksmuseum van Amsterdam verwacht’, lacht Lichtert. ‘Maar de stad Oudenaarde heeft zich ongelooflijk geëngageerd om het museum aan te passen en deze ambitieuze tentoonstelling mogelijk te maken. Bovendien hebben we 476.000 euro steun gekregen van het project Vlaamse Meesters van de Vlaamse overheid.’

DUINLANDSCHAP De landschappen van Brouwer zijn een pure ontdekking.
DUINLANDSCHAP De landschappen van Brouwer zijn een pure ontdekking.© Städel Museum, Frankfurt am Main – ARTOTHEK

Hoe heeft Katrien Lichtert al die topmusea kunnen overtuigen?

‘Met een sterk concept’, antwoordt ze. Ongetwijfeld heeft haar ongebreidelde enthousiasme plus haar internationaal netwerk als Bruegelspecialiste er ook toe bijgedragen. ‘Mijn bedoeling is om een zo volledig mogelijk beeld van Brouwer te brengen, in tegenstelling tot het gangbare clichébeeld. Daarom werken we met vier thema’s: Brouwer als nieuwe Bruegel, de vrolijke gezelschappen, tronies en (zelf)portretten, en Brouwer als landschapskunstenaar. Daarbij gaat het werk van Brouwer de dialoog aan met zijn grote tijdgenoten. Ik wil ingaan tegen de ingesleten opvatting dat alleen maar de allergrootsten zoals Rubens en Rembrandt andere schilders beïnvloeden. In dit geval is er zeker een wisselwerking geweest. Rubens heeft Brouwer beïnvloed, maar ook het omgekeerde is waar. We tonen Adriaen Brouwer tussen de groten. Daar hoort hij thuis.’

Van de straat geplukt

Maar laten we even terugkeren naar de levensloop van Adriaen Brouwer. Hij komt in 1614 op z’n tiende aan in Gouda, en verhuist later naar Haarlem en Amsterdam. Daar kan men hem pas weer traceren omstreeks 1624-’25. Over zijn schildersopleiding is niets bekend – voorlopig althans – maar misschien levert het spoor in Gouda binnenkort wel nieuwe elementen op.

‘We kunnen nu met zekerheid zeggen dat hij zijn opleiding niet in Antwerpen heeft gehad, wat in het verleden vaak werd beweerd’, zegt Katrien Lichtert. ‘Voorts is er nog altijd de hypothese dat hij als zelfstandig medewerker – niet als leerling – gewerkt heeft bij Frans Hals in Haarlem. Redenen daarvoor zijn overeenkomsten tussen de twee schilders zoals de losse penseelvoering. Hals is ook de eerste die lieden van laag allooi verheft tot onderwerpen voor portretten, vaak grote portretten van figuren die zo van de straat geplukt of uit de kroeg weggelopen zijn. En hij is de eerste die mensen lachend uitbeeldt. Dat doet Brouwer ook. Vergis je niet: de lach is uitermate moeilijk om te schilderen.’

Het mag wat vreemd klinken, maar het is in Haarlem en Amsterdam dat Adriaen Brouwer de Bruegeltraditie uit het Zuiden zal leren kennen. In het begin van de zeventiende eeuw zijn de werken van Pieter Bruegel de Oude nog altijd zeer in trek: zijn zonen, en dan vooral Pieter Brueghel de Jonge – ‘Brueghel’ wordt dan met ‘h’ geschreven – zetten de traditie voort en maken talloze kopieën omdat de vraag groot blijft: van Bruegels Winterlandschap met vogelknip bestaan maar liefst 127 kopieën.

‘Adriaen Brouwer is de eerste kunstenaar die na de dood van Pieter Bruegel de Oude (in 1569, nvdr) aan Bruegel kan tippen’, aldus Lichtert. ‘Brouwer gaat het boerengenre niet kopiëren maar heruitvinden. In Haarlem moet Brouwer ook het werk hebben gezien van Willem Buytewech, een weinig bekende schilder die de uitvinder is van het vrolijke gezelschap. Dat heeft Adriaen Brouwer enorm geïnspireerd: Brouwer zal de bruegeliaanse traditie vermengen met dat vrolijke gezelschap. Hij zoomt in op individuele figuren en komt tot iets helemaal nieuws.’ Als Brouwer dan terugkeert naar de Zuidelijke Nederlanden en zich rond 1631-’32 in Antwerpen vestigt, slaat dat nieuwe genre in als een bom: zijn type schilderijen worden gemeenzaam ‘brouwerkens’ genoemd en op hun beurt driftig gekopieerd.

DE RUGOPERATIE De patiënt is wellicht een portret van Jan Cossiers, een collega-schilder.
DE RUGOPERATIE De patiënt is wellicht een portret van Jan Cossiers, een collega-schilder.© Städel Museum, Frankfurt am Main – ARTOTHEK

In Antwerpen wordt Brouwer ingeschreven in het Sint-Lucasgilde, het schildersgilde. Nieuw gevonden archiefmateriaal vertelt ons dat hij nog terugkeert naar Haarlem, een bewijs van de culturele mobiliteit. Vaak denkt men dat mensen toen weinig mobiel waren, en dat de grens tussen de ‘Spaanse’ Zuidelijke Nederlanden en de protestantse Hollandse republiek een absolute scheidingslijn was. Dat klopt dus niet.

Brouwer ging niet alleen fysiek heen en weer tussen Antwerpen en Haarlem, hij bracht ook een synthese tussen Noord en Zuid, tussen Bruegel en de vrolijke gezelschappen, tussen Frans Hals en Peter Paul Rubens.

Katrien Lichtert hamert er tijdens ons gesprek een aantal keren op: Brouwer mag dan grotendeels vergeten zijn, in zijn tijd was hij als virtuoos schilder gerespecteerd door alle grote kunstenaars. ‘We weten dat Rembrandt zes schilderijen en een schetsboek van Brouwer bezat, en Rubens maar liefst zeventien schilderijen, waardoor Brouwer de best vertegenwoordigde schilder in die schitterende kunstverzameling van Rubens was, naast de Griekse en Romeinse oudheden en werken van Bruegel en Titiaan. We moeten wel eerlijk blijven: het kan zijn dat Rubens als een soort mecenas optrad, want Brouwer raakte op een bepaald moment in financiële problemen. Maar Rubens kocht zijn vroegste Brouwer wel al voordat de twee kunstenaars elkaar hadden leren kennen.’

Rubens heeft zich in de laatste tien jaar van zijn leven graag laten inspireren door Brouwer. ‘Rubens trekt zich op het eind van zijn leven terug in Het Steen in Elewijt, ten zuiden van Mechelen, en gaat puur voor zijn plezier landschappen schilderen’, vertelt Katrien Lichtert. ‘In de tentoonstelling wilden we Duinlandschap bij maanlicht van Brouwer, uit de Gemäldegalerie van Berlijn naast het Landschap bij maanlicht van Rubens uit de Courtauld Gallery in Londen hangen omdat uit die confrontatie blijkt dat Brouwer Rubens heeft beïnvloed. Dat is nooit eerder gezegd en gedaan. Helaas mag Rubens’ nachtlandschap niet meer reizen: het bestaat uit verschillende houten paneeltjes en is te fragiel. We hebben nu De wilgen van Rubens uit een privécollectie in Houston, een klein landschapje dat niemand kent.’

Brouwer was gefascineerd door de werking van het licht. ‘Door zijn losse toets hebben zijn landschappen iets pre-impressionistisch. Op hun beurt hebben de landschappen van Rubens dan weer een grote invloed gehad op John Constable en zo op de Franse impressionisten. Die beïnvloedingen wil ik ooit nog verder onderzoeken.’

Kannenkijker

Brouwers landschappen mogen dan een pure ontdekking zijn, een andere verrassing is dat in zijn scènes van alledag en zijn kroegtaferelen échte portretten zitten. Als een van de eersten schildert Brouwer zijn vrienden en collega-kunstenaars in dat soort taferelen. In De rugoperatie (Städel, Frankfurt) is de patiënt wellicht een portret van Jan Cossiers, een collega-schilder die ook opduikt in het heerlijke schilderij De rokers, gemaakt in Antwerpen omstreeks 1635-’36 en nu in het bezit van het Metropolitan Museum van New York.

Schilder Adriaen Brouwer krijgt eerherstel in Oudenaarde: 'Hij hoort thuis bij de groten'

‘Het is Adriaen Brouwer zelf die ons aankijkt in De rokers’, vertelt Katrien Lichtert. ‘Hij kijkt verschrikt, alsof we hem betrappen in de herberg, waar hij zich in het gezelschap van bevriende schilders bevindt. Van links naar rechts: Jan Lievens, Brouwer zelf, Jan Cossiers, Joos van Craesbeeck en Jan Davidsz. de Heem. Het kan zijn dat Brouwer zich portretteert als ‘kannenkijker’ – hij heeft een kan bier in de hand. ‘Kannenkijker’ was de spotnaam voor een rederijker. Uit rekeningen weten we dat in die rederijkerskamers – toenmalige amateurtoneelgezelschappen – veel gedronken werd.’ (lacht)

In de catalogus schrijft Karolien De Clippel dat in de herbergscène vermoedelijk de toetreding van Jan Davidsz. de Heem tot het Antwerpse Sint-Lucasgilde werd gevierd. De Heem is meer gedistingeerd dan de anderen, valt met zijn sobere kleding op en kijkt de toeschouwer geamuseerd en ironisch aan. Hij lijkt zich, met binnenpretjes en tintelende ogen, af te vragen wat zijn collega’s allemaal aan het uitrichten zijn.’

‘Adriaen Brouwer heeft zelf ook een mooi pak aan: hij is gekleed als een gentleman. Er walmt rook uit zijn mond: hij heeft dus net aan een pijp getrokken’, zegt Lichtert. ‘Brouwer is de eerste die de fysieke invloed van tabak uitbeeldt. Roken was een relatief nieuwe bezigheid, tabak werd in West-Europa pas begin zeventiende eeuw vanuit Amerika geïntroduceerd. Het was een genotmiddel dat langzaamaan ook geroemd werd om zijn medicinale kwaliteiten. Maar als tabak gerookt werd in een herberg, was dat een slecht teken: de kroeg is immers de plek waar de lage klasse gokt en te veel drinkt en waar prostitutie plaatsvindt. Nutteloze dingen. Daar mocht de burger zich niet aan overgeven: er moest gewerkt en gebeden worden, ora et labora.’

In De rokers beeldt Brouwer niet alleen een relatief nieuwe bezigheid uit – roken – ook de manier waarop hij schildert, is nieuw. Brouwer brengt de verf dun op met losse borsteltrekken en gebruikt bij voorkeur bruine, wat grauwe kleuren voor zijn laag-bij-de-grondse taferelen. Hij is bovendien de meester van de momentopname: de actie stopt en wordt vastgelegd. Zoals een fotograaf, zoomt Brouwer vaak in en snijdt het beeld af, zodat de toeschouwer dichter bij de actie lijkt te staan. Ook dat was vernieuwend.

In het schilderij Drie mannen vechten om een dobbelspel (Staatliche Kunstsammlungen Dresden) zien we het moment waarop de ene man een kruik op de andere zijn hoofd wil kapotslaan. Tegelijk ligt er een omgevallen kruik op tafel waar het bier uit gulpt. Een echt snapshot. Dat werk was in het bezit van Rubens. Er zijn vijf kopieën naar gemaakt: het viel dus erg in de smaak.

Op mijn vraag of de schilderijen van Brouwer moraliserend bedoeld waren, antwoordt Katrien Lichtert genuanceerd. ‘Bij Brouwer is humor zeer belangrijk. Hij werd niet alleen geapprecieerd omdat hij technisch zo’n goede schilder was, maar ook omdat hij zo scherpzinnig was en de mens en zijn kleine kantjes zo raak typeerde. De bezitter van een schilderij van Brouwer – een rijke burger – identificeerde zich vanzelfsprekend niet met de boer, de kroegloper of andere lieden van laag allooi. De burger dronk en rookte ook, maar deed dat met mate en in chiquere gelegenheden, niet in de slechte herberg.

Katrien Lichtert

– geboren in 1983

– 2001: kunsthistorica Vrije Universiteit Brussel.

– vanaf 2007: wetenschappelijk medewerker aan de vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen, Universiteit Gent

– 2014: doctor in de kunstwetenschappen met een proefschrift over Pieter Bruegel de Oude

– 2015: sticht ‘Ludens – kunsthistorische projecten’

– inhoudelijk coördinator van ‘De wereld van Bruegel’ in het Openluchtmuseum Bokrijk

‘Enerzijds zit er dus de boodschap in dat de rijke burger zich het best niet gedraagt zoals de kroeglopers, anderzijds zit er veel humor en satire in die schilderijen. Vergeet niet dat Brouwer vaak zijn collega-kunstenaars portretteert: de connaisseurs van die tijd moeten er veel plezier in hebben gehad om die mensen op de schilderijen te herkennen.’

Armengraf

Met Adriaen Brouwer zelf ging het in het echte leven niet zo goed. Enerzijds nam hij in Antwerpen nog wel een leerling in dienst. Dat wijst erop dat de zaken goed gingen. Anderzijds maakte Brouwer schulden en kreeg hij financiële problemen. Omstreeks 1632-’33 kwam hij zelfs in de gevangenis terecht: hij werd opgesloten in de citadel van Antwerpen. Was dat wegens onbetaalde schulden? Een ander verhaal is dat Brouwer door de Spaanse bezetter betrapt werd als spion. Maar dat gelooft Lichtert niet: ‘Vermoedelijk werd zijn kleding beschouwd als Hollands en heeft men hem daarom opgepakt. Veel weten we daar niet over, ook niet hoelang hij precies heeft vastgezeten.’

De mythe wil dat Rubens hem heeft vrijgekocht omdat hij het talent van de schilder onderkende. Dat kan natuurlijk. Zeker is dat Brouwer in de citadel Joos van Craesbeeck leerde kennen. Die was bakker en leverde er brood. Later schoolde die zich om tot schilder en werd een navolger van Brouwer.

Adriaen Brouwer raakte stilaan aan lagerwal door schulden en drankproblemen. Hij stierf op z’n 34e in januari 1638 in Antwerpen. Aanvankelijk kwam hij in een armengraf terecht. De oude biografieën vertellen dat Rubens tussenbeide kwam en ervoor zorgde dat hij een echt graf kreeg. Zo werd Brouwer een maand na zijn dood herbegraven in de Antwerpse Karmelietenkerk. Helaas bestaat die kerk niet meer: ze stond op de plek van het huidige Sint-Jan Berchmanscollege aan de Meir, maar werd onder het Franse bewind gesloopt.

Rubens vond ook dat er voor Brouwer een monument moest worden opgericht. Maar dat is er nooit gekomen: Rubens overleed zelf anderhalf jaar later.

Rubens mag zich dan ontfermd hebben over zijn jongere collega, de twee schilders waren totaal andere types. ‘Brouwer was geen humanistische intellectueel zoals Rubens met kunst- en cultuurhistorische inzichten, en kennis van het Latijn, de oudheid en de mythologie’, zegt Katrien Lichtert. ‘Maar wat is een intellectueel? Brouwer was lid van een rederijkerskamer. Vermoedelijk schreef hij zelf toneelstukken. En in zijn inboedel, die geïnventariseerd werd omdat hij zo veel schulden had, zaten boeken. Hij las dus. Brouwer was dus geschoold en vertoefde zeker in bepaalde intellectuele kringen.’

Katrien Lichtert beschouwt haar tentoonstelling in Oudenaarde als een eerherstel voor de vergeten kunstenaar. ‘Ik toon Adriaen Brouwer te midden van zijn grote tijdgenoten: bijvoorbeeld een fluitspeler van Frans Hals en een roker van David Teniers, op wie Brouwer een grote invloed uitoefende. Het verschil tussen de twee merk je in de reflectie van het licht en details zoals een rooksliertje. In dat opzicht was Brouwer een veel fijnzinniger schilder dan Teniers.’

‘We sluiten af met een galerij: het portret dat Antoon van Dyck van Brouwer maakte – hij beeldt Brouwer uit als een gentleman – wordt geflankeerd door portretten van Rubens en Rembrandt. Daarmee wil ik duidelijk maken dat Brouwer geen ‘kleine meester’ is. Ik zie het als mijn missie om dat beeld bij te stellen. ‘Ik hoop op meer’ was zijn leuze bij de rederijkers. Wel, ik hoop ook op meer. Ik zie mezelf als een Brouwer-ambassadeur. Het onderzoek is geopend, ook biografisch. Het zou fijn zijn als we het kunnen voortzetten en al zijn werken – de consensus ligt op 65 à 70 schilderijen – systematisch kunnen gaan onderzoeken.’

Adriaen Brouwer. Meester van emoties van 15 september t/m 16 december in Museum van Oudenaarde MOU, Stadhuis, Oudenaarde. www.adriaenbrouwer.be.

De catalogus is een uitgave van Amsterdam University Press en kost 29,95 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content